De situatie aanpassen
Aangezien mensen met autisme het moeilijk kunnen hebben om informatie te begrijpen en te verwerken, moet je de situatie aanpassen in functie van de specifieke problemen van je kind.
In welke omstandigheden heeft de oefening het best plaats?
Het oefenen moet op een rustige plaats gebeuren (weinig afleiding of zintuiglijke prikkels). Het oefenen moet altijd op dezelfde plaats gebeuren (toch in het begin, tot je kind de vaardigheid onder de knie heeft).
De vaardigheid moet indien mogelijk in de daartoe bestemde omgeving worden aangeleerd. Bijvoorbeeld, de veters leren strikken wanneer het kind zijn schoenen aan heeft of een brood leren vragen bij de bakker.
Meer lezen: Welke leermethode kiezen
Wat de activiteit zelf betreft, moet je kind:
- kunnen begrijpen wat het moet doen (begrijpen wat er verwacht wordt);
- weten hoe hij het moet doen en in welke volgorde;
- weten wat er allemaal komt bij kijken (om een idee te hebben van de duur van de activiteit);
- het begin en het einde van de activiteit duidelijk kunnen onderscheiden.
De verbale of visuele instructies moeten eenvoudig en kort zijn (niet te veel informatie ineens). Het belangrijkste is dat ze begrijpelijk zijn. Denk er bijvoorbeeld om dat je tijdens het oefenen liefst geen vragen stelt of opmerkingen maakt.
Meer lezen: Taal aanpassen
Deze manier van werken komt voort uit drie grote principes om de omgeving aan mensen met autisme aan te passen:
De omgeving organiseren en visualiseren
De tijd organiseren en visualiseren
De activiteiten organiseren en visualiseren