Kenmerken van autisme
Beperkingen in de sociale communicatie en interactie, stereotiep, repetitief gedrag en specifieke interesses vormen de kernproblemen van autisme. Dit kan zich op verschillende manieren uiten en met een verschillende intensiteit of ernst voorkomen. Wat betekent dat mensen met autisme heel erg van elkaar kunnen verschillen. Vandaar dat men de term autismespectrumstoornis gebruikt om zo te verwijzen naar de verschillende manieren waarop de stoornis zich uit.
Een autismespectrumstoornis is een ontwikkelingsstoornis. Dat wil echter niet zeggen dat kinderen of volwassenen met autisme zich niet ontwikkelen. Het is aangetoond dat ze tal van dingen kunnen leren. De uitingen van de stoornis kan in de loop van de ontwikkeling van de persoon veranderen, zowel qua aard als qua intensiteit en dat ook op volwassen leeftijd.
Met de vijfde editie van de DSM werden de hoofddomeinen van drie naar twee teruggebracht:
- Beperkingen in de sociale communicatie en interactie
- Repetitief gedag en specifieke interesses.
De beperkingen op vlak van sociale vaardigheden en communicatie wil niet zeggen dat ze ontbreken. Het is de kwaliteit van het sociaal contact die verstoord is en parallel daarmee de kwaliteit van de communicatie. Ze zijn dus wel degelijk aanwezig, maar de sociale- en communicatieve vaardigheden worden afwijkend genoemd.
Nemen we bijvoorbeeld oogcontact. Sommige mensen met autisme kijken hun gesprekspartner niet aan. Anderen doorboren je met hun blik of blijven je star in de ogen kijken. Je kan dus niet zeggen dat er nooit oogcontact is, maar het is wel vreemd. Een ander voorbeeld: om met iemand anders contact te maken, kan je hem aanspreken. Sommige mensen met autisme zullen dat doen door bijvoorbeeld "hoe groot ben je?" te vragen. Je kan dan niet zeggen dat er geen sociale interactie is, maar ze is dan wel vreemd.
Het zijn de bijzondere kenmerken van de sociale relaties en van de communicatie die men zal onderzoeken om te zien of er sprake is van een autismespectrumstoornis.
De problemen situeren zich zowel op expressief vlak, het uiten van dingen, als op receptief vlak, het begrijpen van dingen. Mensen met een autismespectrumstoornis hebben moeite om met anderen in contact te treden of om zich uit te drukken maar ze hebben het eveneens moeilijk om sociale relaties en naar hen gerichte communicatie van anderen te begrijpen. Ze kunnen het moeilijk hebben om bijvoorbeeld een hand uit te steken om hulp te vragen bij het rechtkomen als om hetzelfde gebaar met dezelfde intentie van hun moeder of vader te begrijpen. Deze moeite om te begrijpen betreft zowel de gevoelens van anderen als hun eigen emoties, gedachten en bedoelingen.
Ook al zijn de interesses beperkt, toch kunnen ze van de ene persoon tot de andere erg verschillen, zowel voor wat betreft de motorische stereotypieën als voor de routines of de meer cognitieve interesses. Bovendien kunnen de interesses in de loop van de tijd veranderen. Zo kan iemand die als kind motorische stereotypieën vertoonde (zoals fladderen met de handen) op latere leeftijd naar meer cognitieve interesses evolueren (bijvoorbeeld een passie voor planeten).
Tenslotte nog dit: zoals alle mensen hebben ook kinderen en volwassen met autisme zowel zwakke als sterke punten.