Wat kan je doen?

Repetitieve gedragingen, obsessies en routines zijn niet makkelijk te doorbreken. Hoe langer zulk gedrag bestaat, hoe moeilijker het wordt om het te veranderen. Zo vroeg mogelijk ingrijpen is dan ook de boodschap. Denk er ook aan dat sommige gedragingen aanvaard worden van een jong kind maar niet van een adolescent of volwassene. Zo is er geen probleem als een heel jong kind bijvoorbeeld de haren van mensen wil aanraken, maar wel als dat kind dat als adolescent blijft doen.

Het gedrag hoeft niet noodzakelijk volledig te verdwijnen. Soms heeft het immers een positieve functie, bijvoorbeeld angstreductie of plezierbeleving. Preoccupaties of speciale interesses kunnen gebruikt worden om de sociale interactie te bevorderen, terwijl routines het kind voorspelbaarheid kunnen bieden. Kinderen met autisme zijn soms moeilijk te motiveren voor activiteiten waar ze niet van houden. Het kan dan een goede strategie zijn om de speciale interesses als motivatiemiddel te gebruiken.

Grenzen stellen
Wanneer de obsessies, het repetitief gedrag en de routines problematisch worden, is het nodig om duidelijke grenzen te stellen. Dat kan op verschillende manieren:

Voorwerpen : een maximaal aantal of een welbepaalde soort bepalen.

Voorbeeld

 

Jan mag maximaal 5 steentjes in zijn zak steken tijdens de wandeling van en naar school. Pieter mag alleen met zijn eigen auto's rijtjes maken en niet die van zijn broer. 

Tijd : maximaal aantal keer en/of maximaal zoveel tijd.

Pierre pomp

Pierre mag driemaal per dag met de waterpomp spelen en dit telkens voor maximaal 15 minuten.

Plaats : het gedrag is enkel op bepaalde plaatsen toegelaten.

Voorbeeld



Geert mag enkel thuis en in de auto met zijn touwtje zwaaien.

Volg de volgende stappen wanneer je grenzen wil stellen:

Stappen Voorbeeld
Formuleer in concrete termen wat je kind juist doet, wanneer, hoe lang, enz. Wanneer Pieter in gesprek is, praat hij binnen de minuut over zijn favoriete onderwerp, rashonden. Hij blijft erover doorgaan, wat de toehoorder ook antwoordt. Hij doet dit zowel met vreemden als met mensen die hij goed kent. Als niemand ingrijpt, blijft Pieter doorgaans 30 minuten over rashonden praten
Bedenk redelijke en haalbare beperkingen met betrekking tot het gedrag. Stel haalbare grenzen op het vlak van tijd, aantal, bij wie, omstandigheid, enz. Pieter mag pas over rashonden praten na 2 minuten conversatie over een ander onderwerp. Hij mag het er maximaal 5 minuten over hebben. Met Pieter werden op voorhand alternatieve gespreksonderwerpen besproken en gepaste vragen bedacht die hij aan vreemden kan stellen.
Pas de grenzen aan al naargelang het effect: iets verder van het doelgedrag bij stress, angst of andere negatieve reacties; iets dichter bij het doelgedrag bij positieve resultaten. Jan stopte gemiddeld 30 steentje in zijn broekzak op weg van en naar school. Hij mocht maximaal 10 steentjes oprapen, maar kreeg een woedeaanval wanneer hij niets meer mocht oprapen. De grens werd nu gesteld op 20 steentjes.

Visualiseren
Maak gebruik van visuele ondersteuning, zoals objecten, foto’s, symbolen of geschreven lijsten. Het hoofddoel van visualiseren is de wereld begrijpelijk maken en voorspelbaarheid creëren. Daardoor zullen de eventuele frustraties of angsten van je kind afnemen, waarop de speciale interesses, obsessies en stereotypieën eveneens kunnen verminderen.

Activiteiten verduidelijken
Maak stappenplannen om je kind voor te bereiden op activiteiten of gebeurtenissen in de nabije toekomst. Kondig veranderingen tijdig aan. Voor veel kinderen met autisme verminderen hierdoor frustraties of angsten wat een directe positieve invloed kan hebben op preoccupaties en stereotypieën.

Verveling vermijden
Wordt het gedrag uitgelokt door verveling, geef je kind dan de mogelijkheid om zinvolle of leuke activiteiten te doen. Zoek samen met je kind naar nieuwe interesses.

De zintuiglijke input verminderen
Als hypergevoeligheden aan de basis van het gedrag liggen, probeer de zintuiglijke input dan te verkleinen.

Alternatief gedrag stimuleren
Je kan proberen om het repetitieve gedrag te onderbreken en je kind op een andere activiteit te richten die niet verenigbaar is met het vertoonde gedrag. Zo kan je een kind dat vaak met de handen fladdert vragen om zijn handen in zijn zakken te steken. Een kind dat oneetbare dingen in de mond steekt, kan je een heuptasje geven met eetbare zaken. Als het kind bepaalde structuren in zijn mond wil voelen, geef het dan voedsel met deze structuur.

Belonen
Beloon je kind voor wenselijk of aanvaardbaar alternatief gedrag. Maak duidelijk waarvoor het beloond wordt.

Pierre knikkers beloning

Wanneer Pierre geen knikkers of pareltjes opraapt mag hij een stuk van 2 euro kleven op de beloningskaart. Als hij erin slaagt om 5 dagen in de week zich te houden aan de regel mag Pierre als beloning een cd kopen.

Negeren
Als je vermoedt dat het gedrag dient om aandacht te krijgen of reacties uit te lokken, dan kan negeren helpen. Weet dat het gedrag eerst nog zal toenemen, maar als je consequent volhoudt, zal het langzaam verminderen omdat het zijn functie verliest.