Oorzaken van eetproblemen

Zintuiglijke gevoeligheden
Zintuiglijke gevoeligheden kunnen een directe invloed hebben op het eetgedrag. Het eten kan als aangenaam maar ook als zeer onaangenaam ervaren worden.

Overgevoelig Ondergevoelig
Smaken die sterk overheersen Eten heeft weinig of geen smaak
Temperatuur: eten voelt te warm of te koud aan Honger niet voelen
Te sterke geuren van eten of van de omgeving Dorst niet voelen
Onaangename kleuren Geen verzadigingsgevoel
Onaangename texturen van het eten: te hard, te zacht, brokjes, korrelig, .. Mond volproppen met eten
Eten mag niet gemengd zijn of verschillende producten mogen elkaar niet raken op het bord Voorkeur voor krokant voedsel
Geluiden of smaak van bestek, beker, ... Voorkeur voor sterke smaken en pikant voedsel
Onaangename of te sterke geuren van eten Steeds een bepaalde saus door het eten mengen
Zitplaats: te dicht bij andere mensen, bord van de ander te dicht, teveel etenswaren of kommen in de buurt, ... Voorkeur voor koolzuurhoudende dranken
Warm eten wat laten afkoelen zodat het minder geuren smaak afgeeft Weinig aandacht voor wat op het bord ligt
Misofonie: last van de eetgeluiden van anderen Heel sterk bezig met details van het eten op het bord

Routine
Kinderen met autisme hebben doorgaans nood aan routine en vastigheid. Ook eten kan een vast patroon vertonen. Een eetpatroon kan dus ontstaan vanuit de nood aan routines of rituelen. Zo willen ze hun maaltijd graag op hetzelfde tijdstip en willen ze steevast op dezelfde plaats aan tafel zitten. De nood aan vastigheid kan zo groot zijn dat ze weinig gevarieerd eten.

Detailwaarneming
Detailwaarneming kan het eetpatroon sterk beïnvloeden. Door de focus op details kan een kleine verandering voldoende zijn om niet te willen eten. Bijvoorbeeld een ander bord, ander bestek, een andere zitplaats, andere kruiden, een andere vorm van het brood, een ander merk ketchup, enz. De manier waarop het eten op het bord is geserveerd kan van belang zijn. Bijvoorbeeld niet willen eten omdat het vlees de groenten raakt. Ook kleine verschillen kunnen doorslaggevend zijn. Bijvoorbeeld de worteltjes die anders versneden zijn. Ook een andere verpakking van het voedsel kan problematisch zijn voor een persoon met autisme.
Kinderen weigeren soms iets te eten of te drinken hoewel ze er voordien geen problemen mee hadden. Het is mogelijk dat ze een koppeling maken tussen een onaangename ervaring en een detail. Bijvoorbeeld een kind dat zijn tong verbrandt aan de spinazie en daarna niets groens meer wil eten.

Communicatie
Wij laten anderen weten wat we lekker en niet lekker vinden. Kinderen met autisme doen dat niet altijd spontaan. Het is belangrijk om te weten of een kind met autisme daar moeite mee heeft. Vraag je dus altijd af of de afwijzing een natuurlijke oorsprong heeft.

De communicatiemoeilijkheden kunnen tot verwarring leiden. Door erop te letten hoe je vragen stelt over eten kunnen problemen vermeden worden. Op een vraag zoals "wil je kaas, jam, salami of hesp op je boterham" kan iemand met autisme niet altijd antwoorden omdat er te veel informatie moet worden verwerkt of omdat kiezen te moeilijk is.

Sociaal gebeuren
De maaltijd is doorgaans een moment om met het gezin samen te zijn. Er worden nieuwtjes verteld, er wordt gelachen en gediscussieerd. Eten is een sociaal gebeuren en vergt sociale vaardigheden. Aangezien het kernprobleem van autisme in het sociale domein ligt, is het niet verwonderlijk dat eten soms negatieve reacties oproept.
Tijdens de maaltijd moet er ook gewacht worden: om bediend te worden, op de volgende gang, tot je van tafel mag, enz. Momenten die niet ingevuld zijn, kunnen aanleiding geven tot storend gedrag.

Context
Het is mogelijk dat je te horen krijgt dat je kind goed en gevarieerd eet op school. Ook kunnen een tante of grootouders je fier vertellen dat hij zo flink gegeten heeft. En thuis wil het niet lukken. De eetgewoontes van kinderen met autisme kunnen dus gekoppeld zijn aan specifieke contexten.

Gezondheid
Indien uw kind last heeft van cariës of orthodontische problemen kan dat moeilijkheden geven bij het eten. Hetzelfde geldt voor spijsverteringsproblemen. Snijd dit onderwerp gerust aan met je huisarts.

Activiteitsniveau
Sommige kinderen met autisme kunnen tijdens de maaltijd niet lang genoeg op hun stoel blijven zitten. Eerst moet er gewacht worden tot het eten wordt opgeschept, dan wordt er gegeten, eventueel volgen er verschillende gangen met wachtmomenten tussenin. Gevolg: het kind loopt geregeld weg van tafel of wil niet meer aan tafel eten. Sommige kinderen met autisme hebben het moeilijk met het inschatten van tijd. Voor hen is het niet duidelijk wanneer het wachten zal stoppen, dus willen ze eraan ontsnappen.

Angsten
Kinderen met autisme die een nare ervaring met voedsel hebben gehad (zich verslikken, overgeven, hun tong verbranden) koppelen dit soms aan eten in algemene zin. Ze zijn bang om te slikken of om weer ziek te worden van het eten. Sommige kinderen hebben schrik om iets te eten omdat ze iets hebben gehoord of gelezen over schadelijke effecten van voedsel, bijvoorbeeld over voedseladditieven die kankerverwekkend kunnen zijn, de dollekoeienziekte, hormonen die aan dieren worden gegeven, pesticiden, enz.

Motorische problemen
Een gebrek aan controle over de spieren die een rol spelen bij het kauwen en slikken kan een oorzaak zijn van eetproblemen. De problemen worden doorgaans duidelijk wanneer van borst- of flesvoeding op vast voedsel wordt overgeschakeld. Ook de coördinatie tussen vasthouden van lepel/vork en kommetje of bordje kan moeilijk gaan. Fixeren van het bord kan dan een hulpmiddel zijn (antislip placemat).