De sociale taalvaardigheid bevorderen
Een vraag stellen, over een onderwerp praten, een gesprek voeren, commentaar geven, gevoelens uiten... Dat kan allemaal moeilijk zijn voor mensen met autisme. We geven enkele tips die kunnen helpen.
Leren luisteren
Je kan taalvaardig zijn, maar toch moeite hebben om te luisteren. Om een dialoog te kunnen voeren, heb je regels nodig. Zo moet je beginnen met je gesprekspartner bij zijn voornaam te noemen. Je moet ervoor zorgen dat er in de omgeving niet te veel lawaai of drukte is. Tijdens het gesprek moet je checken of de ander je wel goed begrepen heeft.
Het instructieboekje hieronder visualiseert de regels die je bij een gesprek in acht moet nemen.
Een gesprek leren voeren
Wanneer je een gesprek voert, maak je contact met een ander en ga je een dialoog aan waarin de verstandhouding vaak van meer belang is dan wat er precies gezegd wordt. De term 'converseren' lijkt dus rijker aan betekenis dan 'communiceren'. Op een meer technisch niveau houdt converseren bovendien in dat de gesprekspartners om de beurt het woord nemen. Indien je kind praat, is het belangrijk om het ook te leren converseren.
Hieronder beschrijven we een strategie om een kind het initiatief te leren nemen om een gesprek te beginnen en daarbij het principe van woord en wederwoord te respecteren. Als visuele ondersteuning gebruiken we een gespreksboekje.
Ook voor deze oefening heb je er alle belang bij te vertrekken van de interesses van je kind. Het zal meer gemotiveerd zijn om te praten als het er plezier aan beleeft...
Vertrek dus van een onderwerp dat je kind kent en dat hem of haar interesseert.
Heb je het onderwerp van gesprek bepaald, zoek dan vijf à zes afbeeldingen die rechtstreeks verband houden met het gekozen thema: foto's, tekeningen, uitgeknipte beelden, enz.
Hoe maak je een bruikbaar gespreksboekje?
- Aantrekkelijk: kleef de beelden bijvoorbeeld op gekleurde bladen.
- Motiverend: kies afbeeldingen die bij je kind in de smaak vallen (foto's bijvoorbeeld).
- Gebruiksvriendelijk: je kind moet de bladzijden makkelijk kunnen omdraaien.
- Stevig: je kan de bladen bijvoorbeeld plastificeren.
- Afwisselend: je kan verschillende soorten beelden gebruiken.
Focus eerst en vooral op het beeld zelf. "Wat zie je op deze foto?"; "Welke kleur heeft de trein?"
Help je kind daarna om het beeld los te laten en het denkkader te verruimen. "Waar ga je heen als je de trein neemt?"; "In welke stad woont oma?"
Het gespreksboekje gebruiken
- Ga naast je kind zitten. Zorg ervoor dat het boekje zo ligt dat het de beelden goed kan zien.
- Laat je kind het initiatief nemen om het gesprek te beginnen.
- Doet het dat niet, stel dan een vraag.
- Wacht op het antwoord.
- Kijk of je kind commentaar geeft.
- Moedig het aan om verder te gaan: "Ga verder"; "Praat verder".
- Geef je kind geen antwoord, stel dan opnieuw een vraag uitgaande van de beelden.
- Geeft het nog altijd geen antwoord, antwoord dan zelf en ga over naar de volgende vraag.
- Als dit goed werkt, kan je andere vragen stellen, andere beelden gebruiken en enkele elementen wijzigen om je kind aan te zetten tot generaliseren.
Er zijn verschillende vaardigheden nodig om een gesprek te voeren:
- een gesprek beginnen
- een onderwerp kiezen
- de persoonlijke ruimte respecteren
- de juiste lichaamstaal gebruiken
- enz..
Deze vaardigheden kan je trainen aan de hand van diverse strategieën, zoals bijvoorbeeld imitatatie, video-analyse, een rollenspel, enz.