Wat kan je doen?
Probeer patronen te herkennen
Overprikkeling lijkt vaak ‘plots’, maar er zijn meestal voorafgaande triggers of signalen. Let op wanneer het vaker gebeurt (bv. na school, op verjaardagen, in drukke winkels, bij honger) en hoe je kind zich dan gedraagt. Zowel externe als interne factoren kunnen een rol spelen.
Hou eventueel een eenvoudig observatielijstje bij: op welk moment, in welke situatie, en met welke signalen? Na een tijdje herken je mogelijk patronen die je toelaten vroeger in te grijpen.
Sommige ouders gebruiken pictogrammen of smileys om samen met hun kind terug te blikken op hoe de dag was, dat helpt ook het kind zelf meer inzicht te krijgen in zijn spanningsopbouw.
Grijp tijdig in
Als je merkt dat de spanning oploopt, helpt het om meteen en rustig te reageren. Wacht niet tot het écht misloopt.
Wat kan helpen:
- Pauzeer even of verander van omgeving
- Bied iets rustgevends aan: friemelmateriaal, muziek via een koptelefoon, of een rustige plek
- Verminder prikkels: sluit de deur, dim het licht, beperk sociale druk
- Check of je kind honger, dorst of pijn heeft. Kinderen met autisme kunnen dit soms moeilijk zelf aangeven
- Zorg dat je kind weet dat het oké is om even ‘uit te stappen’ of zich terug te trekken
Tip: benoem hardop wat je ziet (“Ik zie dat je veel friemelt. Zullen we even pauze nemen?”). Dat helpt je kind signalen te leren herkennen.
Denk preventief: probeer escalatie voor te zijn in plaats van te wachten tot het ‘te laat’ is.
Praat erover als het kan
Sommige kinderen kunnen leren aangeven wanneer het te veel wordt, zeker als je hen taal, gebaren of hulpmiddelen aanreikt. Denk aan pictogrammen, een afgesproken stopteken of een prikkelbarometer.
Belangrijk: dat lukt niet altijd. Veel kinderen voelen zelf pas achteraf dat het hen te veel werd, zeker bij interne prikkels zoals vermoeidheid, een vol hoofd of spanning in het lichaam. Ook de prikkelbarometer werkt dus niet voor elk kind of in elk moment.
Tip: plan rustige gesprekjes ná moeilijke momenten. Vraag: “Wat voelde je toen?”, “Wat had je nodig?” of “Zullen we samen iets bedenken dat je volgende keer kan helpen?”
Voorzie voorspelbaarheid en rustmomenten
Duidelijkheid en voorspelbaarheid zijn voor veel kinderen met autisme belangrijk. Ze geven grip, verminderen spanning en maken moeilijke situaties minder overweldigend.
Wat kan helpen:
- Gebruik een visuele dagplanning of vertel wat er komt
- Kondig veranderingen aan en geef overgangstijd (“Nog 10 minuten en dan...”)
- Bied keuze waar mogelijk (“Wil je eerst je pyjama aandoen of eerst tanden poetsen?”)
- Plan bewust momenten zonder verwachtingen of taken
- Bied je kind de kans om zich regelmatig terug te trekken, ook als het (nog) niet zichtbaar overprikkeld is
Tip: rust betekent niet per se ‘niks doen’. Sommige kinderen laden op door te tekenen, met LEGO te bouwen of naar vertrouwde muziek te luisteren.
Onthoud:
Je kind wil niet lastig doen — het heeft het lastig.
Door vroeg signalen op te pikken en in te grijpen, geef je je kind rust, veiligheid en houvast. En dat geeft jou als ouder ook meer rust en vertrouwen.
Zij vertellen
We hebben een hoekje met een tent, een koptelefoon en zijn lievelingsboekjes. Soms gaat hij daar vanzelf naartoe, soms moet ik hem even aanmoedigen. Het lukt niet altijd, maar het helpt vaak wel om tot rust te komen.
Ik ben gestopt met altijd uitleg te geven op het moment zelf. Dan zit haar hoofd al zo vol dat ze niks meer opneemt, behalve mijn emoties. Eerst rust brengen, dan praten. Dat werkt hier veel beter.