Zintuiglijke gevoeligheden
Zintuiglijke over- en ondergevoeligheid komen vaak voor bij mensen met autisme. Wie overgevoelig is voor prikkels, reageert overdreven op ‘gewone’ zintuiglijke prikkels. Ondergevoelig wil zeggen dat je niet of weinig reageert op prikkels. Deze gevoeligheden kunnen de verschillende zintuigen treffen. Er zijn veel individuele verschillen.
De zintuiglijke ervaringen kunnen als onaangenaam ervaren worden, maar ook leiden tot fascinaties voor bepaalde zintuiglijke prikkels.
Mensen met autisme hebben dezelfde zintuigen als andere mensen, maar ze kunnen wel andere zintuiglijke ervaringen hebben. Bovendien kunnen die ervaringen van persoon tot persoon erg verschillend zijn.
Anders voelen, horen, zien
Veel volwassenen met autisme en ouders van een kind met autisme geven beschrijvingen van bijzondere zintuiglijke ervaringen. Sommige gewaarwordingen worden als aangenaam ervaren, andere als hinderlijk, nog andere worden niet of nauwelijks gevoeld.
Overgevoeligheid kan tot twee verschillende soorten ervaringen leiden:
- verwarring veroorzaakt door bepaalde zintuiglijke prikkels;
- fascinatie voor bepaalde prikkels.
In sommige gevallen is verwarring als gevolg van overgevoeligheid zelfs veel te zacht uitgedrukt. Een deuntje fluiten kan door iemand met autisme bijvoorbeeld als pijnlijk worden ervaren. Het valt dan ook makkelijk te begrijpen dat overgevoeligheid aanleiding kan geven tot woedeaanvallen of zeer angstige reacties. Ook vermoeidheid en slaapproblemen kunnen voortkomen uit een overgevoeligheid voor prikkels. Mensen met autisme geven aan dat ze vaak ’s avonds of ’s nachts tijd nodig hebben om de veelheid aan prikkels die tijdens de dag op hen afkwamen te verwerken.
Overgevoeligheid en ondergevoeligheid kunnen alle zintuigen treffen en verschillen van persoon tot persoon. Enkele voorbeelden van gedragingen die wijzen op bepaalde zintuiglijke gevoeligheden:
ZINTUIG | OVERGEVOELIG | ONDERGEVOELIG |
---|---|---|
Gezicht | Geen fel licht verdragen, afgeleid worden door patronen | Sterk aangetrokken tot glimmende voorwerpen, visuele prikkels laat opmerken |
Gehoor | Oren bedekken wanneer mensen door elkaar praten of in lawaaierige ruimtes, panisch voor bepaalde geluiden | Houden van het geluid van sirenes, geen of weinig reactie op omgevingsgeluiden |
Tast | Bepaalde stoffen niet kunnen verdragen, niet graag aangeraakt worden | Over ruwe oppervlakte wrijven, bepaalde materialen willen aanraken |
Reuk | Iets niet willen eten omdat de geur als ondraaglijk wordt ervaren | Niet gehinderd worden door sterke onaangename geuren |
Smaak | Voorkeur voor zachte smaken, weinig gevarieerd eten | Oneetbare en sterk smakende dingen opeten |
Evenwicht | Angstig reageren wanneer de voeten de grond niet meer raken, bang in de speeltuin | Lange tijd in rondjes draaien zonder duizelig te worden |
Proprioceptie | Wordt zelden waargenomen | Stevige handdruk geven, te hard knuffelen, graag druk op het lichaam voelen |
Interoceptie | Hevig reageren op honger, dorst, vermoeidheid | Hongergevoel niet herkennen, niet opmerken wanneer je naar toilet moet gaan |
Nociceptie | Hevig reageren op kleine wondjes, aandacht niet kunnen verleggen van wondjes | Pijn niet herkennen, wondjes niet voelen tot je ze ziet |
Synesthesie is een zeldzaam neurologisch verschijnsel waarbij een zintuiglijke waarneming ongewild ook een of meerdere zintuiglijke indrukken oproept. Het zou relatief vaker voorkomen bij mensen met autisme. Het is niet ongewoon dat zintuiglijke waarnemingen elkaar beïnvloeden, maar dit is bij synesthesie dusdanig sterk dat men bijvoorbeeld kleuren kan proeven of kleuren ziet bij letters. Synesthesie betekent dan ook letterlijk ‘gezamenlijk waarnemen’.
In autobiografische verhalen van mensen met autisme vinden we meestal dezelfde verklaring voor hun zintuiglijke ervaringen. Ze hebben de indruk dat ze de input van prikkels uit de omgeving niet kunnen onderdrukken. Anders gezegd: de filter in de hersenen die bepaalde prikkels kan onderdrukken, lijkt niet goed te werken.
Wanneer er in onze hersenen geen selectie plaats heeft van wat we waarnemen, dan kan dat allerlei gevolgen hebben. Enkele voorbeelden:
- vlugger overbelast en vermoeid raken
- de wereld als zeer chaotisch ervaren
- details kunnen zien die anderen niet opmerken
- veranderingen in de omgeving onmiddellijk opmerken
- de omgeving niet meer herkennen omdat er een detail is veranderd
- een gesprek niet kunnen volgen omdat het achtergrondgeluid niet kan worden ‘uitgeschakeld’
Door de andere prikkelverwerking, kan ook het waarnemen bij mensen met autisme anders zijn. Door de waarneming geef je betekenis aan de wereld. Wanneer je waarneming anders verloopt ervaar je de wereld dus ook op een andere manier. Er worden verschillende waarnemingsstijlen beschreven:
-
Monoverwerking van prikkels
De focus ligt op het waarnemen en verwerken van één prikkel of zintuig waardoor andere prikkels niet goed waargenomen worden. Informatie wordt uit dat éne zintuig gehaald terwijl er onbewust een heleboel andere informatie binnenkomt maar die wordt niet verwerkt. Bijvoorbeeld een leerling kan niet luisteren naar de les en tegelijk naar het bord kijken of de gezichtsuitdrukking van de leerkracht interpreteren.
-
Perifere waarneming
Bij perifere waarneming wordt rechtstreekse waarneming vermeden om overprikkeling te vermijden. Iemand kijkt bijvoorbeeld door zijn wimpers tijdens een gesprek om de overvloed aan informatie te filteren.
-
Gefragmenteerde waarneming
Informatie wordt in kleine delen verwerkt waardoor het moeilijker kan zijn een totaalbeeld te vormen van bv. mensen of situaties.
-
Vertraagde perceptie
Er is meer tijd nodig om de verschillende delen van de waarneming samen te voegen, de informatie te verwerken en er betekenis aan te verlenen.
Er kunnen strategieën ontwikkeld worden om met deze andere waarneming om te gaan, om meer controle uit te oefenen op de overvloed aan prikkels:
-
Compenseren
Een bepaald zintuig wordt als onbetrouwbaar ervaren waardoor men gaat compenseren door de waarneming aan te vullen met informatie van andere zintuigen. Bijvoorbeeld je hand langs de muur glijden terwijl je door een gang stapt om je zicht te ondersteunen met het gevoel van de ruimte.
-
Platleggen van een systeem
Voor korte of langere tijd één of meerdere zintuigen uitschakelen waardoor er minder informatie binnenkomt en verwerkt moet worden.
-
Resoneren
Mensen met autisme kunnen zodanig geboeid raken door bepaalde prikkels, bijvoorbeeld een geur of gevoel, dat ze er helemaal in lijken op te gaan. Het opzoeken van die prikkels geeft rust en kan eveneens andere prikkels uitschakelen of verminderen.
-
Dagdromen
Prikkels uit de buitenwereld worden uitgeschakeld of verminderd door op te gaan in eigen fantasieverhalen of dagdromen.
In de wetenschappelijke literatuur vinden we verschillende theorieën of verklaringen voor de zintuiglijke fenomenen bij mensen met autisme. De overarousal theorie en de underarousal theorie zijn de twee meest besproken verklaringen.
De theorie van de overarousal of overprikkeling
Men veronderstelt dat mensen met autisme meer geprikkeld worden door zintuiglijke prikkels en er meer op reageren. Men denkt ook dat ze er niet of minder vlug in slagen om aan prikkels vanuit de omgeving te wennen. Wanneer je bijvoorbeeld in een ruimte zit met een tikkende klok of een ander achtergrondgeluid, dan wen je snel aan deze prikkel. Na een tijdje hoor je het getik zelfs niet meer. Het lukt mensen met autisme niet altijd om deze prikkels uit te schakelen.
De theorie van de underarousal of onderprikkeling
Deze theorie gaat uit van onderprikkeling van een activeringssysteem in onze hersenen. Prikkels worden van het activeringssysteem naar de cortex geleid zodat we er ons bewust van worden. Bij mensen met autisme zou de filter van het systeem veel selectiever werken.
De verschillende bevindingen in de literatuur spreken elkaar tegen zodat we nog steeds geen uitsluitsel hebben over de oorsprong van de zintuiglijke fenomenen bij mensen met autisme. Het is nog altijd onduidelijk of autisme samengaat met overarousal of underarousal of met een fluctuatie tussen beide.
Uniek voor autisme?
Ondanks de levendige autobiografische beschrijvingen van mensen met autisme is het nog altijd niet duidelijk of de zintuiglijke kenmerken uniek zijn voor autisme. Er werden bij mensen met andere stoornissen (bijv. ADHD en fragiele-X-syndroom) immers gelijkaardige zintuiglijke fenomenen waargenomen. Indien de zintuiglijke problemen enkel bij autisme voorkwamen, dan zou dit een ingang kunnen betekenen om zowel het ontstaan van de stoornis te verklaren als om een behandeling te vinden.
Verloop van de kenmerken
Nog meer onduidelijkheden vinden we op het vlak van het ontwikkelingsverloop van de zintuiglijke kenmerken. Er is nog weinig onderzoek naar gebeurd, maar de bestaande studies hebben de zaken er alvast niet duidelijker op gemaakt. Zo worden er aanwijzingen gevonden dat de symptomen met het ouder worden van de kinderen zowel kunnen toenemen als afnemen. En om het helemaal ondoorzichtig te maken, wordt ook gesuggereerd dat de kenmerken niet veranderen met de tijd.