Autisme en moeilijk gedrag

Moeilijk gedrag of gedragsproblemen zijn geen kenmerk van autisme. Ze komen zowel voor bij kinderen met als zonder autisme. Woedeaanvallen en driftbuien horen bij de gewone ontwikkeling van een kind. Zeker tussen anderhalf en 4 jaar komen ze vaak voor. 

Kinderen met autisme stellen niet zomaar probleemgedrag. Soms is de reden van een woedeaanval of driftbui duidelijk, maar soms weet je niet waarom je kind zo fel reageert. Wel is zeker dat er een reden of een combinatie van redenen is.

Gedragsproblemen en autisme: driftbui, woedebui … oorzaken en hoe aanpakken?

Moeilijk gedrag als signaalfunctie

Onze eerste reflex is om het probleemgedrag zo snel mogelijk te doen stoppen. Heel begrijpelijk. Maar we mogen ervan uitgaan dat moeilijk gedrag bij een kind met autisme het best wordt begrepen als een vorm van communicatie of signaalfunctie. Het gaat evenwel niet over bewust gekozen gedrag van het kind zelf om iets aan de omgeving duidelijk te maken. Het moeilijk gedrag zegt vooral iets over het stressniveau en over de noden van het kind. Als je dochter bijvoorbeeld gilt en haar zusje slaat, dan kan dit een manier zijn om opgehoopte spanning te ontladen. Het zorgt er ook voor dat mama of papa erbij komt. 

Een eerste stap is dus het begrijpen van de oorzaken en de functie van het moeilijk gedrag om vervolgens goed te kunnen reageren of een effectieve strategie te kiezen.

Oorzaken van moeilijk gedrag bij kinderen met autisme

De oorzaak van een gedragsprobleem is vaak te vinden in de typische moeilijkheden en beperkingen die samengaan met het autisme:

  • Sociale situatie of omgeving niet begrijpen.
  • Behoeften, verwachtingen en gevoelens niet duidelijk kunnen maken; met frustratie als gevolg.
  • Behoefte aan contact en communicatie niet duidelijk kunnen maken en ervaren dat storend gedrag vertonen bijna altijd leidt tot contact en communicatie.
  • Overgevoeligheid voor bepaalde prikkels (geluiden, licht, veel mensen, wind, aanraking, geuren, heel specifieke details van voorwerpen of situaties, enz.).
  • Ondergevoeligheid voor bepaalde prikkels (te dicht bij de tv zitten, bijten in voorwerpen, geen temperatuurschommelingen voelen, …).
  • Zich niet zelf kunnen bezighouden (vrije tijd).
  • Te hoge of te lage eisen met frustratie of verveling als gevolg.
  • Een ritueel of (dwang)handeling niet kunnen uitvoeren.
  • Veranderingen (ook minimale) of onverwachte zaken; in het bijzonder wanneer het kind iets bepaald verwachtte en het is net wat anders.
  • Niet begrijpen wat er verwacht wordt.
  • Angst voor dingen of situaties die voor ons gewoon lijken.
  • “Blijven hangen” in storend gedrag, dat vroeger mogelijks wel zinvol was.

Het moeilijk gedrag wordt doorgaans niet louter veroorzaakt door specifieke kenmerken van het kind zelf (bijvoorbeeld overgevoeligheid voor geluiden) of door eigenschappen van de omgeving (bijvoorbeeld een drukke speelplaats). Het gaat om de wisselwerking tussen beide: het onvoldoende goed afgestemd zijn op elkaar. 

Woedeaanvallen en agressief gedrag moeten altijd individueel beoordeeld worden. Gebruik hiervoor de vragenlijst ‘Observeren en begrijpen’.

Moeilijk gedrag bij kinderen met autisme: tips voor ouders

1. Kijk eerst of er sprake is van fysieke ongemakken of pijn. Hou er rekening mee dat een kind met autisme niet altijd duidelijk maakt dat er iets fysiek verontrustend is of dat het pijn heeft. Vooral als het gaat om inwendige klachten. Ze kunnen echter fel reageren op bijvoorbeeld een klein sneetje omdat dit voor hen zichtbaar is. Ongemakken die voor ons verwaarloosbaar zijn, zoals een muggenbeet of een verstopte neus, kunnen door een overgevoeligheid al voor problemen zorgen. 

 

2. Zorg voor een autismevriendelijke omgeving en aanpak. Voorspelbaarheid en duidelijkheid staan hierbij centraal.

3. Pak het gedrag zelf aan. We zeggen vaak wat het niet mag doen of waarmee het moet stoppen. We vergeten wel eens na te gaan of het kind wel weet wat het dan wel moet doen. Verduidelijk dus welk gedrag je wel wil zien. Het is dan nog de vraag of het dit ook kan. Zo niet is aanleren van het gedrag aangewezen.

Goed om te weten: hoe zit het met straffen? Met een straf leg je het accent op afleren en niet op aanleren van alternatief gedrag. Kinderen met autisme zullen niet altijd een verband leggen tussen hun gedrag en de straf.

Wat als deze tips niet werken? Je zette in op een autismevriendelijke omgeving en probeerde alternatief gedrag aan te leren, en toch zie je geen verbetering. In dat geval kan je nog enkele methodes uitproberen die hier nog niet aan bod kwamen: negeren van gedrag, afleiden en time-out.