Communicatie

Als je gaat studeren aan de universiteit of hogeschool, zal je met verschillende personen (vrienden, docenten, familie, …) in contact komen. De gepaste manier om met deze mensen te communiceren, kan verschillen per persoon. De manier waarop je docenten aanspreekt, is veel formeler dan de manier waarop je met vrienden en familie praat.

Voorbeeld van een informatieve vraag: 

Voorbeeld van een informatieve vraag

 

Voorbeeld van de aanspreking in een e-mail:
Aanspreking e-mail

 

 

Voorbeeld van de aflsuiting in een e-mail:

Voorbeeld van de aflsuiting in een e-mail

 

Voorbeeld van het melden van ziekte:

Voorbeeld van het melden van ziekte

In een gesprek nemen de gesprekspartners om de beurt het woord. Weten wanneer het aan jou is om te spreken, kan soms moeilijk zijn.

Wanneer mag je je gesprekspartner onderbreken?

Voorbeeld van het onderbreken van een gesprekspartner

 

Bij groepsgesprekken en wanneer je met vrienden praat, is het meestal niet gepast als één persoon het gesprek domineert, zelfs als deze persoon de antwoorden weet. In grote groepen zal de docent meestal aan het woord zijn en wordt verwacht dat de studenten niet (voortdurend) onderbreken of commentaar geven. Uiteraard kan je wel op een gepaste manier een vraag stellen of een bedenking formuleren, die bij voorkeur relevant is voor de hele groep.

Anderen geven meestal niet spontaan aan dat ze het niet interessant vinden wat je vertelt. Bij mensen die je vertrouwt en die je goed kent, kan je vragen om het te zeggen wanneer ze vinden dat je te lang aan het praten bent of dat je aan het doordrammen bent.

Soms lijkt het alsof sommige mensen met het grootste gemak tegen onbekenden beginnen te praten, maar bijna iedereen voelt zich een beetje zenuwachtig als ze voor het eerst met iemand praten. Het is soms niet vanzelfsprekend om met onbekenden te praten, maar het helpt als je een goede balans vindt tussen luisteren naar de ander en zelf iets zeggen.

Enkele tips die daarbij kunnen helpen:

  • Oefen rollenspellen met je ondersteuner, coach of met één van je ouders of vrienden. Probeer het standpunt van de ander te begrijpen.
  • Oefen om te weten wanneer het gepast is om te onderbreken. Leer de tekens op te merken die aangeven wanneer het aan jou is om te spreken, bv. een korte pauze, als een onderwerp afgerond is, lichaamstaal of oogcontact.
  • Ga zitten naast iemand die je kent, bv. van je vorige school, van een kennismakingsmoment of van een andere les.
  • Praat met de persoon die naast je zit voor de les begint. Je kunt bijvoorbeeld vragen:
    • Welke richting volgde jij in het middelbaar?
    • Pendel je of zit je op kot?
    • Waarom heb jij voor deze richting gekozen?
    • Heb jij de cursus al kunnen aankopen in de winkel?
    • Je kunt iets zeggen over de context (het weer, dat de docent te laat is, hoe oncomfortabel de stoelen zijn, …).
  • Of je nu een vraag stelt of een opmerking maakt, vergeet niet te wachten op het antwoord! Als de persoon naast je reageert, zie dit dan als een teken dat je een gesprek kunt beginnen. Als de persoon niet reageert of alleen maar “ja” of “nee” antwoordt, dan is het beter om niet verder te praten.
  • Tijdens werkcolleges of practica willen de meeste docenten dat alle studenten eens aan het woord kunnen komen. Zorg er dus voor dat je aan bod komt, maar zorg tegelijk dat je het gesprek niet gaat domineren. Geef anderen de kans om ook eens te antwoorden, zelfs al weet jij alle antwoorden. Meestal moet je je hand opsteken als je iets wil zeggen (maar steek je arm niet helemaal gestrekt naar boven) en/of oogcontact maken met de docent vooraleer je iets zegt.
  • Als je tijdens de pauze bij een groepje studenten wil gaan staan, maar je weet niet goed wat te zeggen of doen, dan kan je iets meenemen om te eten of te drinken. Dan verwacht men niet meteen dat je het woord neemt, want je bent bezig.

Als je een vraag hebt, moet je inschatten aan wie je deze vraag best stelt, hoe, en wanneer.
Op de website van sommige instellingen vind je een overzicht of lijstje met veel voorkomende vragen en bij wie je daarvoor terecht kan.

Voor inhoudelijke vragen over een bepaald vak kan je terecht bij de docent (of lector) van het vak. Je kan hem of haar na de les aanspreken of je kan een e-mail sturen. De meeste docenten staan open voor vragen via e-mail, als het gaat om vragen waarop je nergens anders een antwoord vindt. Je doet dit best ook niet te vaak, bijvoorbeeld na elke les een e-mail sturen zouden de meeste docenten overdreven vinden.

Als je het moeilijk vindt om in te schatten aan wie en hoe je een bepaalde vraag best stelt, maak dan samen met een studentenbegeleider een persoonlijk hulplijnenlijstje op. Een sjabloon van een persoonlijk hulplijnenlijstje vind je hier. Je kan het aanpassen en aanvullen voor jouw persoonlijke situatie.

Soms kan je niet naar de les gaan omdat je ziek bent (bv. koorts, overgeven, buikloop). Als het om een verplichte aanwezigheid gaat (bv. practicum), breng je de docent hier zo snel mogelijk van op de hoogte via e-mail. De docent hoeft geen details te weten over je ziekte, het volstaat om te melden dat je ziek bent. Soms heb je een doktersbriefje nodig. Als je dit niet zeker weet, vraag dat dan in je e-mail. Ten slotte kan je nog vragen hoe je je afwezigheid dient in te halen. Een voorbeeld van een e-mail vind je hier.

Als je tijdens een les ziek wordt, ga je best naar huis. Verontschuldig je door aan de docent te melden dat je je niet goed voelt (doe dit indien mogelijk subtiel, bijvoorbeeld tijdens de pauze), of stuur achteraf een e-mail. Voor lessen waar geen verplichte aanwezigheid vereist is en waar je onopvallend uit de les kan gaan, hoeft dit niet.

Als je ziek bent op de dag van een examen en daardoor niet kan deelnemen, laat je weten aan de docent dat je om medische redenen niet kan deelnemen aan het examen. Het handigste is om dit via e-mail te doen. Je vraagt ook best meteen wanneer je het examen kan inhalen. Hier vind je een voorbeeld van een e-mail om te melden dat je niet kan deelnemen aan een examen.

Als je tijdens een examen ziek wordt, meld dit dan aan een van de toezichthouders. Je kan vragen of je even naar het toilet mag gaan omdat je je niet goed voelt.

Blue Assist

Het BlueAssist-icoon is een internationaal erkend icoon dat een houvast biedt aan mensen die het moeilijk hebben om een eenvoudige vraag te stellen aan een medeburger. Het kan bijvoorbeeld een vraag zijn over welke bus je moet nemen, of over iets dat je wilt gaan kopen.

Op dit ogenblik bestaan er 3 BlueAssist-instrumenten (BlueAssist-Kaartjes, BlueAssist-app en BlueAssist op Cloudina).

Als de leerkracht of docent een vraag stelt en niemand steekt zijn hand op, is dit vaak omdat niemand wil opvallen, niet omdat niemand het antwoord kent.

Luister naar elk advies of elke instructie die een leerkracht of docent je geeft, zelfs als het je op het eerste zicht niet zo belangrijk lijkt. Het helpt hen als je duidelijk maakt dat je aan het luisteren bent door te knikken of 'ja' te zeggen.

Als mensen iets tegen je vertellen dat interessant lijkt of als je in een les zit, is het belangrijk dat je geïnteresseerd kijkt anders kunnen mensen snel veronderstellen dat je je verveelt. Denk eraan dat sprekers naar de gelaatsuitdrukkingen van de mensen in hun publiek kijken.

Ik heb niet door wanneer iemand niet geïnteresseerd is in wat ik vertel. Mensen zeggen dit niet. Daarom bedacht ik een regel. Als iemand 3 keer wegkijkt terwijl ik praat, dan stop ik, tenzij de andere persoon zelf verder praat over het onderwerp of een vraag stelt.

Maak een lijstje met contactpersonen waarop staat aan wie je welke vragen kan stellen, wanneer en hoe. Je kan dit eventueel samen met je ondersteuner of coach doen.