‘Theory of mind’ - hypothese 2.0

Recent onderzoek biedt een antwoord op een aantal belangrijke bezwaren die werden aangehaald tegen de ‘theory of mind’- hypothese.

Onderzoek heeft aangetoond dat er twee vormen van ‘theory of mind’ (ToM) zijn:

  • De spontane of impliciete vorm gaat over het snel en spontaan begrijpen van iemands mentale toestand zonder dat er naar wordt gevraagd. Spontane ToM ontwikkelt zich al bij baby’s van enkele maanden.
  • De expliciete vorm gaat over het bewust achterhalen van mentale toestanden wanneer dit nodig is of wanneer er naar gevraagd wordt. Expliciete ToM ontwikkelt zich vanaf de leeftijd van 4 jaar.

Eerder onderzoek richtte zich vooral op de expliciete vorm terwijl de complexe sociale situaties in het dagelijkse leven meer snelle en spontane inschattingen vragen.

De nieuwe hypothese over ToM is dat mensen met autisme kunnen slagen in de expliciete taken door beredeneerd tot een oplossing te komen maar dat ze tekortkomingen hebben in spontane ToM. Dit verklaart waarom ze in het dagelijkse leven moeilijkheden ervaren met het achterhalen van de mentale toestanden van anderen.

Recent onderzoek naar deze spontane vorm van ToM toont aan dat er verminderde activiteit is in de temporopariëtale junctie. Dit is het hersengebied dat deel uitmaakt van het sociale brein tijdens het uitvoeren van spontane ToM-taken. Een studie van de universiteit Gent vond een verminderde activiteit in dit hersengebied bij volwassenen met autisme tijdens een spontane ToM-taak. In andere studies naar sociaal functioneren werd de verminderde activiteit in dezelfde hersenregio ook al geobserveerd. Dit wijst erop dat dit gebied minder goed functioneert bij mensen met autisme en een rol speelt bij de tekorten in spontane ToM. Verder onderzoek is nodig om definitieve uitspraken te doen over deze hypothese.