Wanneer kan een school aanpassingen weigeren voor een leerling met specifieke onderwijsbehoeften?

Er is geen vaste lijst met redelijke aanpassingen. Of een aanpassing onredelijk of disproportioneel is, wordt aan de hand van een aantal criteria beoordeeld:

  • Kostprijs: indien de aanpassing te duur is, kan deze als onredelijk worden beschouwd. Men houdt daarbij rekening met eventuele (gedeeltelijke) tegemoetkoming van een overheidsdienst. Men bekijkt de kostprijs in functie van de financiële draagkracht van de school.
  • Gebruiksfrequentie en gebruiksduur: een dure aanpassing die vaak gebuikt wordt of voor langere tijd ingezet kan worden, kan wel als redelijk beschouwd worden.
  • Impact op organisatie: de aanpassing mag de klas- of schoolorganisatie niet overmatig belasten.
  • Impact op de omgeving en op andere leerlingen: deze moet zo klein mogelijk gehouden worden.
  • Mate waarin de leerling met een beperking door de aanpassing daadwerkelijk kan participeren
  • Al dan niet ontbreken gelijkwaardige alternatieven: bij ontbreken van een gelijkwaardig alternatief wordt de aanpassing eerder als redelijk aanvaard. Wanneer een gelijkwaardig alternatief voorhanden is dan kiest de school voor het minst ingrijpende alternatief.

De school dient actief op zoek te gaan naar oplossingen. Elke vraag tot redelijke aanpassing moet opnieuw bekeken worden en mag nooit zomaar worden geclassificeerd als 'onredelijk’.