Inspiratieverhalen

Volwassenen met autisme geven je een inkijk in hun belevingen, de moeilijkheden die ze ervaren, hoe ze er zelf mee omgaan en hoe anderen hen kunnen ondersteunen.

Zintuiglijke prikkelverwerking

Aangename prikkels

    • Ik zoek deze prikkel op: het geluid van stromend water
      Wat ik doe: ik manipuleer stromend water met mijn handen om meer geklater te krijgen. Ik kan hier helemaal in opgaan.
      Effect op mij: ik ontspan van het geluid, omdat ik het zelf manipuleer geeft het me controle en een veilig gevoel.

    • Ik luister graag naar klassieke muziek. Dat maakt me rustig.
    • Wanneer de radio speelt, kan ik me beter concentreren. Dan kan ik andere achtergrondgeluiden beter wegfilteren.
    • Wanneer ik gespannen ben, word ik rustig als ik begin te neuriën. Ik luister dan naar mijn eigen stem en kan zo andere prikkels even wegduwen.

Overgevoeligheid

    • Ik kan niet tegen: geluid van sirenes
      Wat ik doe: Ik dek mijn oren af en kan geen gesprek meer voeren
      Dit kan me helpen: Wacht even tot het voorbij is, geef me de tijd om te bekomen en opnieuw deel te nemen aan het gesprek

    • Luide geluiden van de buren maken me heel onrustig. Ze komen onverwacht en ik schrik er telkens van.
    • Ik trek steeds de stekker uit van de televisie, ik kan niet tegen het piepende geluid van het controlelampje.
    • Het geluid van hakken op een houten vloer klinkt voor mij oorverdovend.
    • Ik ben afgeleid door de ademhaling van anderen daarom ga ik niet te dicht bij mijn gesprekspartner zitten.

Ondergevoeligheid

    • Ik voel deze prikkel niet/ik reageer niet op: geluiden van andere mensen
      Wat ik doe: ik registreer de stemmen van anderen niet wanneer ze verder weg van me zijn, bv. gehuil van mijn kind in een andere kamer
      Dit kan me helpen: maak me er attent op dan kan ik me focussen en hoor ik het wel. Het is niet dat ik niet wil reageren, ik registreer het gewoon niet.

    • Wanneer mijn kinderen huilen in een andere ruimte, registreer ik dit niet. Iemand moet me er attent op maken voor ik het hoor.
    • Stemmen op een bepaalde toonhoogte, hoor ik niet. Ik moet er attent op worden gemaakt dat er tegen me gesproken wordt voor ik het doorheb.
    • Bij een overheersend geluid zoals hevige wind, hoor ik niet wat er tegen me gezegd wordt.
    • Ik kan geen gesprek voeren wanneer de televisie of de radio aanstaat. Ik kan maar één geluid tegelijk verwerken.

Aangename prikkels

    • Ik zoek deze prikkel op: patronen en vormen
      Wat ik doe: ik raak snel afgeleid wanneer ik patronen herken in kledij, muren, vloeren, ...
      Welk effect heeft dit op mij: Ik verdwijn in de patronen waardoor ik niet meer hoor wat er gezegd wordt. Je mag me erop wijzen wanneer ik zit te staren, vaak ben ik me er zelf niet van bewust.

    • Ik kijk veel naar details.
    • Licht trekt me aan.
    • Ik ben gefascineerd door weerspiegeling en blinkende voorwerpen.

Overgevoeligheid

    • Ik kan niet tegen: weerkaatsing van licht
      Wat ik doe: ik doe mijn ogen dicht, hou mijn handen voor mijn ogen of zet ook binnen een zonnebril op
      Dit kan me helpen: belangrijke gesprekken gaan best door in een donkere ruimte zonder blinkende tafels of stoelen. Laat me mijn zonnebril ophouden wanneer ik hier nood aan heb.

    • Bij fel licht houd ik de handen voor de ogen.
    • Ik zet altijd een zonnebril op om het licht tegen te houden.
    • Ik raak gefrustreerd van bepaalde kleuren.
    • Ik word angstig van felle lichtflitsen.
    • Ik sluit de ogen bij fel bewegende beelden.
    • Ik kan niet tegen onverwachte bewegingen van anderen.

Ondergevoeligheid

    • Ik voel deze prikkel niet/ik reageer niet op: donker worden
      Wat ik doe: ik blijf lang in het donker zitten, ik doe zelden het licht aan
      Dit kan me helpen: ik heb er zelf geen last van maar laat me weten wanneer jij er last van hebt, dan doe ik het licht wel aan.

    • Kleuren in dezelfde tinten kan ik niet onderscheiden.
    • Ik tast met de handen voorwerpen af om er een volledig beeld van te vormen.

Aangename prikkels

    • Ik zoek deze prikkel op: geur van huisdieren
      Wat ik doe: vooral honden ruiken voor mij heel aangenaam. Ik kan niet weerstaan om aan ze te ruiken.
      Welk effect heeft dit op mij: het stelt me meteen gerust, ik word er vrolijk van.

    • Ik hou van sterke geuren en omdat ik de neiging heb om bijvoorbeeld aan vuilbakken te ruiken, heb ik nu een zakdoek besprenkeld met etherische olie op zak.
    • Ik hou enorm van de geuren in het bos.
    • Ik heb een geurdoosje waarin ik bepaalde dingen bewaar die ik lekker vind ruiken. Het kalmeert me als ik even in dit doosje ruik.

Overgevoeligheid

    • Ik kan niet tegen: sterke geuren
      Wat ik doe: ik loop er meteen weg van. Ik moet weg uit die ruimte.
      Dit kan me helpen: Ik ga niet naar plaatsen die sterk ruiken zoals een tankstation of het containerpark. Als ik het niet kan vermijden, zorg ik ervoor dat ik op een kalm moment ga zodat ik snel weer weg kan. Ik neem dan een voor mij aangename geur mee, bv. een potje kruiden, waar ik aan kan ruiken.

    • Ik heb een afkeer van de geur van modder en ben niet te overtuigen om een wandeling in de natuur te maken als het regent of geregend heeft.
    • Ik vind bepaalde geuren van etenswaren heel vies en eet deze dan niet. Bepaalde geuren zoals die van ananas, mandarijn en appelsien kan ik niet verdragen zodat ik niet in dezelfde ruimte kan blijven als iemand anders dit eet.
    • Ik ga niet binnen in de apotheek of kaaswinkel, omdat die geuren te indringend zijn voor mij. Vroeger had ik dit niet door, maar nadat ik even in de apotheek was geweest, kreeg ik altijd enorme hoofdpijn gedurende een paar uren.

Ondergevoeligheid

    • Ik voel deze prikkel niet/ik reageer er niet op: parfum, shampoo, douchegel
      Wat ik doe: ik parfumeer me soms overdreven omdat ik het zelf onvoldoende ruik
      Dit kan me helpen: Je mag me gerust zeggen als ik weer eens te sterk naar parfum ruik zodat ik beter leer doseren.

    • Ik hou me strikt aan een bepaalde regelmaat om kledij te wassen omdat ik niet waarneem wanneer iets onfris begint te ruiken.
    • Ik merk niet op wanneer andere mensen een slechte lichaamsgeur hebben, ik merk sterke geuren niet op.

Aangename prikkels

  • Ik zoek deze prikkel op: aanraken van zachte materialen, bv. zachte stofjes.
    Wat ik doe: Ik heb altijd een versleten zakdoek in mijn broekzak zitten.
    Welk effect heeft dit op mij: een kalmerende troostend effect. Ik voel er doorheen de dag constant aan en dat geeft me een veilig gevoel.

    • Ik kauw graag op dingen en heb bijna altijd een kauwgom in mijn mond.
    • Ik voel graag gewicht op mijn lichaam. Ik draag vaak een zware rugzak.

Overgevoeligheid

    • Ik kan niet tegen: aanrakingen van anderen, een hand geven, zoenen, ...
      Wat ik doe: ik verstijf en trek me terug
      Dit kan me helpen: Ik vind het vooral niet prettig om onverwacht aangeraakt te worden en vraag altijd me op voorhand te waarschuwen.

    • Mijn haar wassen is een groot probleem. Daarom knip ik het erg kort zodat het snel gewassen kan worden en ik gebruik droogshampoo tussen de wasbeurten door.
    • Ik eet niet graag zachte dingen, ik voeg er altijd iets krokant aan toe zoals noten of zaden.
    • Ik kan de structuur van aardappelen in mijn mond niet verdragen. Dat voelt alsof ik bijt op kleine stukjes glas.

Ondergevoeligheid

    • Ik voel deze prikkel niet/ik reageer niet op: aanraken van mensen
      Wat ik doe: ik ben vaak te hardhandig, ik kan niet inschatten wanneer ik een te stevige handdruk of knuffel geef of wanneer het voor anderen pijn doet.
      Dit kan me helpen: zeg me dat ik te hardhandig ben, zo leer ik het beter inschatten.

    • Ik droog me niet graag af met zachte handdoeken. De stof moet hard en zo ruw mogelijk zijn omdat ik anders de sensatie niet voel op mijn huid.
    • Schoenen kan ik veel te groot of veel te klein kopen. Ik voel niet met mijn voeten, ik weet niet wanneer een schoen te groot of te klein is. Ik heb eens een hele week geskied met skilaarzen van een vriend die dezelfde had dan mij, allebei rode. Hij had maat 39, ik maat 42. Ik merkte pas dat ik verkeerde laarzen had wanneer ik zag dat mijn tenen blauw zagen.

Aangename prikkels

    • Ik hou van erg pikante voeding. Dat proef ik goed. Milde voeding smaakt voor mij allemaal hetzelfde.
    • Ik eet alleen harde voeding waarop ik moet kauwen. Vloeibare voeding verdraag ik niet in mijn mond.
    • Ik eet graag verschillende smaken door elkaar zoals zoet en zuur.
    • Ik eet steeds hetzelfde, dat is vertrouwd en controleerbaar.

Overgevoeligheid

    • Ik kan niet tegen: zachte voeding
      Wat ik doe: ik begin te kokhalzen, ik krijg het niet gegeten.
      Dit kan me helpen: Verplicht me niet om iets te eten wat ik niet wil. Ik weet graag op voorhand wat we gaan eten op restaurant of tijdens een etentje. Als ik dat niet weet, maak ik me op voorhand zoveel zorgen dat ik er niet van kan genieten.

    • Ik eet geen dingen die ik niet ken.
    • Ik gebruik het puntje van mijn tong om te proeven.
    • Vloeibaar voedsel kan ik niet verdragen.
    • Ik kan niet drinken tijdens een maaltijd. Dat zijn twee verschillende dingen die ik afgebakend moet doen.
     

Ondergevoeligheid

    • Ik reageer niet op: warme voeding
      Wat ik doe: ik eet alles meteen op, ik merk niet hoe warm iets is
      Dit kan me helpen: zeg even dat iets heel warm is of net heeft gekookt, dan weet ik dat ik best even wacht.

    • Ik eet om het even wat, ik herken de verschillende smaken niet.
    • Ik eet enkel oude, sterke kazen, omdat ik het nodig vind dat ik de kaassmaak echt proef en registreer als ‘kaas’. Zachte kazen smaken naar niets.
    • Ik doe altijd pickels of augurk op mijn eten, omdat ik anders niet het gevoel heb dat ik smaken in mijn mond krijg. Het is net dat scherpe in voedingsstoffen dat mijn smaak stimuleert en voor mij aangenaam is

Aangename prikkels

    • Ik zoek deze prikkel op: bewegende voorwerpen
      Wat ik doe: ik beweeg vaak mijn pen op neer voor mijn ogen wanneer ik nadenk
      Welk effect heeft dit op mij: Ik vind hierdoor rust omdat ik me dan kan concentreren op die ene beweging. Ik schakel zo andere bewegingen en geluiden uit.

    • In het water voelt mijn lichaam beter aan en kan ik mijn bewegingen beter inschatten.
    • Ik zit graag in een schommelstoel, de voorspelbare beweging is aangenaam.
    • Ik maak graag gekende wandelingen. Omdat ik alle obstakels in de weg ken, kan ik mijn lichaam op ‘automatische piloot’ zetten.
    • Ik loop bewust tegen de rand van kasten, zetels om zo te ‘voelen’ waar ik loop. Dat helpt me afstanden en ruimtes in te schatten.
    • Ik word rustig van het kijken naar een draaiende wastrommel.
    • Ik wieg heen en weer om rust te vinden.
    • Ik kijk graag naar schommelende voorwerpen.
    • Ik wandel graag buiten wanneer het heel koud is. Dan voel ik mijn lichaam beter aan.
    • Ik heb graag veel spullen rond mij, een lege ruimte maakt me angstig.
    • Ik doe vaak dezelfde beweging met mijn handen. De voorspelbaarheid en controle maken me rustig.

Overgevoeligheid

    • Ik kan niet tegen: schommelende voorwerpen
      Wat ik doe: ik word meteen misselijk en begin te braken
      Dit kan me helpen: verplicht me niet om mee te doen in pretparken, geloof me wanneer ik zeg dat ik iets niet graag doe. Dat betekent dat ik er ziek van word.

    • Dwing me niet houdingen aan te nemen waarvan ik duizelig word.
    • Toon begrip wanneer ik trager stap tijdens een boswandeling.
    • Wees geduldig en maak geen opmerkingen wanneer ik de trap neem ipv de lift of de roltrap.
    • Ik word duizelig op grote pleinen of in open, lege ruimten.
    • Ik kan niet tegen het contrast tussen bewegende en stilstaande dingen, bijvoorbeeld lopen over een brug waar water onder stroomt of lopen langs de waterlijn aan zee.
    • Ik kan geen hoogtes inschatten. Een trede van een ladder voelt even hoog als tien treden. Ik hef mijn voeten altijd heel hoog op tijdens het stappen omdat ik niet kan inschatten hoe hoog een obstakel is.
    • Een pad uitstippelen tussen een massa mensen lukt niet. Ik blijf ter plekke staan tot er minder volk is en ik een uitweg zie.
    • Het verschil tussen warmte en koude is niet altijd duidelijk voor mij. Ik voel niet aan wanneer ik warmere kledij moet dragen. Ik zal ook nooit zelf een trui uitdoen tot iemand me vraagt of ik het niet te warm heb.

Ondergevoeligheid

    • Ik herken deze prikkel niet/ik reageer niet op: pijn
      Wat ik doe: ik blijf bv doorstappen wanneer ik blaren op mijn voeten heb, ik voel dat niet.
      Dit kan me helpen: ik controleer regelmatig mijn hele lichaam, op zoek naar wondjes. Pas wanneer ik het zie weet ik dat er iets is en kan ik me verzorgen.

    • Ik zit doorgaans onderuit gezakt op een stoel. Ik ben dan niet vermoeid en het betekent ook niet dat ik geen interesse heb in wat je vertelt, maar ik besef zelf niet dat ik eerder hang in de stoel.
    • Ik kijk graag naar felle verlichting en zoek die lichtprikkels ook op. Lichtprikkels moeten heel sterk zijn voor ik ze echt ervaar. Ik ga graag ‘s avonds zwemmen in het stedelijk zwembad omdat het licht dan goed weerkaatst in het water.
    • Ik schommel graag heel hard en hoog omdat ik maar dan dat ‘zwevende’ gevoel’ kan ervaren.
    • Ik kan geen afstanden inschatten. Geef me een seintje als ik te dichtbij kom of te ver van je af sta.
    • Ik herken geen honger of dorst. Ik plan eet- en drinkmomenten zorgvuldig in om me voldoende te voeden.
    • Ik weet niet wanneer ik genoeg gegeten heb. Anderen moeten me hierop wijzen.
    • Ik vind het moeilijk mijn lichaam te ‘lezen’. Het verschil tussen kriebels in de buik omdat ik verliefd was en buikpijn heeft iemand me eerst moeten uitleggen.
    • Ik herken temperatuurverschillen niet goed. Daarom kijk ik elke dag naar de voorspellingen zodat ik weet hoe ik me moet kleden. Pas wanneer anderen me vragen of ik niet te warm heb met die dikke trui, ben ik me bewust van de temperatuur.

Mijn waarnemingsstijlen

    • Deze waarnemingsstijl herken ik: prikkels en emoties kunnen me volledig overspoelen
      Wat ik doe: ik verlam, ik kan niets meer.
      Dit kan me helpen: Door me voor de televisie te zetten en een muziekkanaal luid te zetten krijg ik beelden en geluid terug op 1 lijn. Dat heeft meteen een invloed op mijn gemoed. Alles lijkt terug ‘te kloppen’ dan. Dat kan wel even duren, laat me die tijd nemen.

    • Omdat alle prikkels even sterk bij me binnen komen, lukt het moeilijk me te concentreren op een gesprek. Ik laat een oortje met muziek onder mijn oor hangen omdat ik daarmee zelf kan controleren welke prikkel overheerst. Zo kan ik andere prikkels wat wegduwen en me meer focussen op het gesprek.
    • Oogcontact maken, gezichtsuitdrukkingen of handbewegingen van gesprekspartners leiden me sterk af. Hierdoor komt de gesproken boodschap niet binnen. Ik kan beter luisteren als ik naar buiten kan kijken of kan focussen op een stilstaand voorwerp. Dit moet ik vaak uitleggen omdat mijn gesprekspartner anders denkt dat ik geen interesse heb in het gesprek.
    • Wanneer ik in een drukke omgeving zit, bijvoorbeeld een overvolle trein, bedenk ik allerlei fantasieverhalen om te kunnen ontsnappen aan alle prikkels. Ik kan zo even ontsnappen aan de realiteit.
    • Ik ga graag kamperen, zelfs als het elke dag naar een andere camping is, zoals er maar iemand bij is die ik vertrouw. Met een goede vriend of een vaste begeleider erbij kan ik al die verandering perfect aan. Alleen zou ik dit niet kunnen, dan zou de veranderende omgeving me volledig overspoelen.

Emoties

Eigen emoties

    • Ik kan bepaalde parfums niet verdragen, ik word er misselijk van en ik walg ervan. Ik heb dit gemerkt toen er een bezoeker bij me thuis kwam met sterke parfum. Ik heb dat gevoeld tot enkele uren nadat ze weg was. Ik kreeg hoofdpijn en werd misselijk. Het gevoel van afkeer was zo groot dat ik blokkeerde, ik kon het gesprek niet meer volgen. Ik probeerde het gevoel te negeren maar na het bezoek ben ik moeten gaan liggen en ik was de rest van de dag niets meer waard. Ik vond het zo stom en was kwaad op mezelf omdat het zo een impact op me had. Ik wou dat ik die geuren wel zou kunnen verdragen maar ik denk dat ik dat niet kan veranderen. Wat ik wel kan veranderen is erover praten, ik zou haar kunnen zeggen dat ik niet tegen sterke geuren kan en welke impact dat op me heeft. Dan begrijpt zij misschien ook beter waarom ik blokkeerde en geen aangename gesprekspartner was. Ik spreek graag nog eens met haar af maar dan wel zonder die parfum. Het zou me dus zeker wel helpen om hierover te spreken maar dat durf ik alleen tegen mensen die ik beter ken.
    • Het is niet de enige situatie waarin ik dit ervaarde, ik heb dat gevoel van walging wel bijna dagelijks. Bijvoorbeeld in de bus of tram wanneer ik al die verschillende parfums ruik.
    • Ik ervaar dagelijks een sterk angstgevoel wanneer ik uit mijn huis moet komen. Ik ben bang dat de buren me gaan aanspreken. Dat geeft me een heel onveilig gevoel omdat ik niet op voorhand weet wat ze gaan zeggen of vragen. Ik denk altijd dat ze wel commentaar op me zullen hebben, dat ze mijn haag te hoog vinden of dat ik iets niet goed doe als buurman. De spanning in mijn lichaam bouwt dan heel snel op, ik begin te zweten en sla in paniek. Ik probeer te achterhalen wanneer de buren niet buiten zijn zodat ik snel en ongezien kan vertrekken. Wanneer ik thuis ben laat ik vaak de gordijnen dicht zodat de buren niet merken dat ik er ben. Dan kunnen ze niet komen aanbellen om iets te vragen. Ik weet niet of anderen dat aan me zien, dat ik zo bang ben. Ze zullen wel denken dat ik niet graag praat of heel verlegen ben. Ik zou dit heel graag veranderen maar ik weet niet hoe.
    • Ik herken verdriet heel goed bij mezelf. Mijn grootvader is overleden en dat doet me veel verdriet. Mijn lichaam kan echt pijn doen van dit gevoel. Ik post elke dag iets op facebook over mijn grootvader om hem te herinneren. Ik weet niet goed hoe ik moet omgaan met dat gevoel en ben de hele dag door verdrietig. Het lukt me niet om me met andere dingen bezig te houden omdat ik alleen maar dat verdriet voel. Het gevoel blijft even intens dan in het begin. Het zwakt niet af.

Emoties bij anderen

    • Ik ging eten met een vriendin en er lag een haartje op haar bord. Ze kreeg hier bijna braakneigingen van en kon of wilde haar eten niet meer aanraken. Ik vond eigenlijk dat ze zich nog aanstelde en dacht dat het toch niet zo erg was. Ik heb nogal kortaf en boos gereageerd tegen haar. Dat had ik achteraf gezien beter niet gedaan want ze vond het echt wel heel vies en ze voelde zich er niet goed bij. Ik had misschien kunnen voorstellen om het gewoon te zeggen aan de ober en een ander bord te vragen. Ik wilde eigenlijk niet dat mijn vriendin zich niet goed voelde, ik wilde dat alles vlot en leuk en aangenaam was. Ik heb het dan moeilijk met die negatieve gevoelens. Ik zou daar beter mee willen kunnen omgaan en niet meteen denken dat daardoor heel onze uitstap is verpest.
    • Ik vind het vaak verwarrend als ik anderen heel blij zie of heel fel zie lachen. Ik vraag mij dan af of ik misschien iets belachelijks gezegd of gedaan heb. Maar misschien heeft de reden waarom ze lachen niets met mij te maken. Ik zie dat verschil niet. Bij sommige vrienden durf ik dat vragen, in andere omgevingen niet.
    • Ik merk niet goed op als anderen boos aan het worden zijn. Soms zijn we elkaar wat aan het plagen of grappen aan het maken wanneer plots de ander kwaad wegloopt over iets dat er blijkbaar ‘over’ was. Voor mij kan dit heel plots en onaangekondigd overkomen. Hoelang is plagen leuk en grappig, vanaf wanneer is het niet meer leuk en kwetsend?

Gewoontes, rituelen, dwang, verslavingen

Gewoontes en rituelen

    • Ik zoek dit gedrag op: ik draag vaak dezelfde kleren
      Wat ik doe: ik draag het liefste alleen zwarte kledij. Dan ben ik er zeker van dat alles bij elkaar past en moet ik nooit nadenken over combinaties
      Wanneer kan ik dit gebruiken: wanneer ik uitga zal ik nooit een andere kleur dragen, dan ben ik zeker dat mijn outfit matcht en voel ik me een heel stuk zekerder

    • Wanneer ik thuis kom, maak ik eerst een toer door elke kamer. Ik moet alles even gezien hebben voor ik kan ontspannen.
    • In de badkamer heb ik heel wat rituelen, mijn tandenborstel moet op de juiste manier in het glas staan, mijn douchegordijn moet recht hangen, … ik ben lang bezig om alles te laten kloppen. Als er iets niet klopt moet ik helemaal opnieuw beginnen.
    • In de woonkamer liep ik telkens vast op het perfect evenwijdig leggen van het tapijt. Ik heb dit opgelost door een rond tapijt te kopen. Dat bespaart me dagelijks veel tijd.
    • Afhankelijk van mijn gesprekspartner heb ik een vaste zitplaats. Dat wordt meestal bepaald door waar ik voor het eerst zat bij die persoon.
    • Voor een belangrijke afspraak drink ik altijd bier, dat maakt me minder gespannen en dat praat gemakkelijker (tot op een bepaald moment).

Dwang

    • Ik vind dat ik dit te vaak doe: Ik moet van mezelf sommige handelingen uitvoeren
      Wat ik doe: ik kan niet vertrekken zonder dat ik alle stoelen recht heb gezet, ik blijf dit controleren
      Dit kan me helpen: Je mag zeggen dat het goed staat, dat jij gekeken hebt en dat het goed is en me dan meenemen naar buiten. Dan is het niet langer mijn verantwoordelijkheid.

    • Voor ik kan gaan slapen moeten mijn kleren perfect over een stoel hangen. Ik ben hier ontzettend lang mee bezig.
    • In mijn interieur blijf ik controleren of alles evenwijdig aan elkaar staat. Ook de stapels kledij in mijn kast moeten mooi recht liggen. Ik ben hier elke dag mee bezig.
    • Ik koop altijd hetzelfde in de winkel. Alleen wat ik ken, zelfs de grootte van verpakking moet altijd hetzelfde zijn. Ik weet dat andere merken misschien wel even lekker zijn of goedkoper maar kan me er niet aanzetten die ook te kopen.
    • Ik kan uren aan een stuk gamen en ben heel gefocust op het bereiken van een volgend level. Ik kan niet stoppen tot ik dat level bereikt heb.
    • Ik drink mezelf graag in een roes, zo kan ik even ontsnappen aan alle drukte en gedachten.

Veranderingen

Veranderingen die goed lukken

    • Afspraken mogen verzet worden zolang ik weet waarom ze niet doorgaan zoals gepland.
    • Ik kan om met nieuwe taken op het werk wanneer het me ‘s morgens wordt meegedeeld. Dan heb ik nog de tijd om het in te plannen.
    • Ik verhuis graag naar een nieuwe omgeving omdat die nog vrij is van plaatsgebonden rituelen of dwanghandelingen. Dat geeft me veel rust. Daarom ga ik graag kamperen, zo krijg ik nooit de tijd om plaatsgebonden rituelen te ontwikkelen.
    • Als ik alle deeltaken goed onder de knie heb kan ik goed switchen in taken op het werk. Ik heb voldoende leertijd nodig om alles zelfstandig te kunnen.
    • Ik kan goed om met veranderingen als ik voldoende tijd krijg om het even te herplannen.

Veranderingen die moeilijk zijn

    • Met deze verandering heb ik het moeilijk: anderen die te laat komen
      Wat ik doe:
      ik raak in paniek omdat niet iedereen er is op het verwachte uur. Niet alleen raakt mijn schema hierdoor in de war maar ik begin ook allerlei doemscenario’s te bedenken waarom iemand er nog niet is. Dat versterkt mijn paniek alleen maar.
      Dit kan me helpen:
      het is voor mij makkelijker te laten weten hoe laat je vertrekt ipv hoe laat je aankomt. Dat geeft me wat meer ruimte, zo kan ik zelf bedenken dat er misschien file zal zijn. Wanneer je zeker weet dat je te laat komt, laat het me even weten, dan hoef ik niet te panikeren.

    • Ik heb mijn vaste manier om de vaatwasser in te laden. Ik wil niet dat anderen me helpen omdat ze alles anders ordenen. Ik raak daarvan in de war en loop dan veel vertraging op omdat ik opnieuw mijn orde moet scheppen voor ik verder kan met andere taken.
    • Wanneer een afspraak niet doorgaat zoals gepland, loop ik vast. Ik kan niet snel al even wat anders doen. Dat klopt niet in mijn beeld van die dag.
    • Wanneer de seizoenen veranderen heb ik moeite met het aanpassen van de kledij. Niet alleen om te beslissen welke kledij ik moet dragen maar vooral omdat het gewicht van winterkledij zo verschilt met dat van zomerkledij. Winterschoenen zijn veel zwaarder, truien wegen meer dan T-shirts, ... Die veranderingen vraagt veel energie.
    • Nieuwe mensen ontmoeten kost me geen moeite wanneer ik ze maar één keer ga zien. Als ik weet dat ik ze langer ga kennen, moet ik ze eerst helemaal analyseren voor ik me er veilig bij kan voelen: de intonatie van de stem leren kennen, de manier van bewegen begrijpen, de hobby’s leren kennen, ...

Ouder worden

    • Dit onderwerp wil ik bespreken: Maaltijden

      Beschrijf de situatie die je wil bespreken: Ik woon sinds kort in een RVT en heb het moeilijk met alle aanpassingen. Kleine dingen voor anderen zijn voor mij heel belangrijk. Mijn boterhammen worden ‘s avonds klaargemaakt geserveerd en dat vind ik zeer moeilijk. Ik kan dit best nog zelf en zou graag zelf kiezen wat en hoe ik het eet.

      Wanneer loopt deze situatie goed? Welke factoren en details zijn voor mij belangrijk opdat deze situatie goed verloopt?
      Wanneer ik zelf kan beslissen
      hoeveel beleg ik neem, de dikte van de boter moet exact kloppen.

      Wanneer verloopt deze situatie moeilijk? Welke factoren of details zorgen ervoor dat het voor jou niet goed verloopt?
      Ze snijden de boterhammen hier altijd diagonaal door, dat beeld klopt niet voor mij. Ik knap daarop af, kan dat niet eten.

      Wat heb je nodig of wat kan er anders in deze situatie zodat het voor jou beter verloopt? 
      Laat me zelf kiezen.
    • Dit onderwerp wil ik bespreken: verzorging

      Beschrijf de situatie die je wil bespreken:
      Mijn vader had altijd vrij lange nagels. Hij was vaak bezig met het bijvijlen en schoonmaken van zijn nagels. Met het ouder worden verloor hij zijn zicht, maar op de tast vijlde hij zelf verder. Door Parkinson verloor hij ook zijn (fijne) motoriek, waardoor hij zijn nagels niet meer zelf kon verzorgen. Niemand mag zijn nagels verzorgen, behalve ik. Hij vertrouwt erop, dat ik niet te ver knip, dat ik de rand heel gaaf vijl, en onder zijn nagels niet te hard of te diep schraap. Als de verzorgenden dat willen doen wordt hij heel onhandelbaar en boos. Dat de verzorging van zijn nagels door mij gebeurt staat nu in zijn dossier, dat bespaart veel leed. Dat mijn vader zo gevoelig is voor wat er met zijn nagels gebeurt kwam pas aan het licht toen hij ze zelf niet meer kon verzorgen.

      Wanneer loopt deze situatie goed? Welke factoren en details zijn voor mij belangrijk opdat deze situatie goed verloopt?
      Zolang mijn vader erop kan vertrouwen dat ik zijn nagels verzorg, en niemand anders, loopt de situatie goed. De manier waarop het gebeurt is zeer belangrijk voor hem. Dat is moeilijk uit te leggen aan iemand anders maar het gaat vooral over zijn gevoel van vertrouwen en veiligheid.

      Wanneer verloopt deze situatie moeilijk? Welke factoren of details zorgen ervoor dat het voor jou niet goed verloopt?
      Het loopt moeilijk zodra iemand anders deze verzorging op zich neemt.

      Wat heb je nodig of wat kan er anders in deze situatie zodat het voor jou beter verloopt?
      Door hierover herhaaldelijk te communiceren en te noteren in het dossier van mijn vader dat de verzorgenden de nagels van mijn vader niet mogen knippen, loopt het goed. Die zekerheid maakt dat mijn vader zich er geen zorgen meer over hoeft te maken.

Rolpatronen en genderidentiteit

    • Dit onderwerp wil ik bespreken: identificeren met groepen van hetzelfde geslacht

      Wat wil ik over dit onderwerp vertellen: Als persoon met autisme zie ik ‘de groep’ niet. Alle mensen zijn voor mij aparte individuen met hun eigenheid en persoonlijkheid. Ik zie de typische regels voor mannen en vrouwen niet, ik loop daaraan voorbij. Of die regels nu te maken hebben met naar welke muziek ik moet luisteren, welke kledij ik moet dragen of welke typische ‘man-activiteiten’ ik zou moeten doen. Gender is voor mij ook zo een groep die ik niet echt zie.

      Wanneer gaat het goed? Wanneer kan ik er goed mee omgaan? 
      Voor mij gaat het goed. Het is niet omdat ik de gendergroepen niet als groepen zie dat ik er niet goed mee kan omgaan. Ik denk niet dat er bij mensen met autisme sprake is van ‘genderongevoeligheid’, bij mij gaat het alleszins eerder over een ongevoeligheid aan groepen in het algemeen.

      Wanneer gaat het moeilijk? Wanneer kan ik er moeilijker mee omgaan? 
      Ik zie zelf geen probleem in het niet kunnen conformeren met gendergroepen. Ik kijk naar ieder persoon apart.
    • Dit onderwerp wil ik bespreken: menstruatie 

      Wat wil ik over dit onderwerp vertellen:  Vanaf mijn 1e menstruatie haatte ik het om te menstrueren. Al na enkele maanden ben ik naar mijn huisarts gegaan voor een voorschrift voor de pil. Ik wou die namelijk doornemen, zodat ik niet meer hoefde te menstrueren. Ik had zelf op internet heel veel opgezocht over de vooroordelen (is dat wel gezond, moét je niet menstrueren,…) en kwam tot de conclusie dat al die vooroordelen onterecht waren. Mijn huisarts bevestigde dat. Sindsdien neem ik de pil continu door, en heb ik 2-3x/jaar eens een lichte bloeding. Ik stop dan effectief 1 week met de pil, menstrueer, om ze daarna weer door te nemen tot de volgende bloeding. Waarom elke maand bloeden als dat helemaal niet nodig is? Ik heb in mijn gewone, dagdagelijkse leven echt al mijn energie nodig en wil me zo optimaal mogelijk voelen om mijn dagelijkse dingen goed af te ronden. Hoofdpijn, buikpijn,…. helpen dan niet. Dat kan ik dan echt wel missen als kiespijn. Niet menstrueren maakt mijn leven zoveel makkelijker en ook voorspelbaarder. 

      Wanneer gaat het goed? Wanneer kan ik er goed mee omgaan?
        Eigenlijk altijd. Ik heb veel opzoekwerk gedaan en weet waarover ik spreek. Mensen die me proberen te overtuigen van de nadelen van het doornemen van de pil, hebben die research meestal niet gedaan en hebben eigenlijk te weinig kennis van de cyclus, hoe de pil werkt, waarom ze doornemen niet schadelijk is,… Ik sta recht in mijn schoenen. Het is ook mijn lijf. Ik beslis wat ik ermee doe en wat niet. 

      Wanneer gaat het moeilijker? Wanneer kan ik er moeilijker mee omgaan?
        Eigenlijk nooit. Zie bovenstaand antwoord.
    • Dit onderwerp wil ik bespreken: overzicht en organisatie van het huishouden 

      Wat wil ik over dit onderwerp vertellen? Toegegeven: het is niet altijd simpel om als vrouw met ASS voltijds te werken en een huishouden te runnen. Gelukkig woon ik alleen en heb ik niemand anders om rekening mee te moeten houden!  Ik regel mijn huishouden strikt, omdat die structuur mijn houvast is. Ik heb echt een vaste routine, bv. op donderdagavond bepaal ik mijn weekmenu qua eten voor de rest van de week, op vrijdagavond of zaterdagochtend poets ik heel mijn appartement en ik doe boodschappen op vrijdagavond, specifiek omdat het dan altijd vrij rustig is in de supermarkt. 1x/week kook ik niet (de avond dat ik ga zwemmen), en dan eet ik een kant-en-klare salade van de supermarkt. De rest van de dagen kook ik wel, maar ik kook altijd ineens 2 porties, zodat ik er 1 kan invriezen. 1x/week eet ik bij mijn ouders. Op vrijdagavond eet ik frietjes. Op een week van 7 dagen kook ik dus maar 4x. Omdat ik altijd een dubbele portie maak, kook ik dus maar effectief 10 dagen/maand, en heb ik toch altijd gezond gegeten, op de frietjes na. Vroeger kookte ik ook als ik ging zwemmen, maar ik besloot dat de boog minder gespannen mocht staan en voerde de kant-en-klare salades in. Ik koop die na het zwemmen, om 17u, en dan staan ze ook altijd in promo, omdat ze de dag erna vervallen. Mooi meegenomen! Wassen, droogkast,… doe ik meestal op een avond in de week. Als persoon alleen valt dat goed mee. Ik was maar 1x/2 weken een bepaalde soort was, bv. de was op 60°C. Ik heb een extra grote wasmachine, en veel handdoeken enz., zodat ik 2 weken toekom. Ik doe dat omdat ik dan minder moet wassen, en omdat een volle machine ook minder verbruikt. Op zondag werk ik soms nog bij, dus die dag wil ik absoluut niets zelf in mijn huishouden doen. Ik doe alles dus meestal op vrijdag en op zaterdag.

      Wanneer gaat het goed? Wanneer kan ik er goed mee omgaan? Meestal gaat dit goed. Ik moet het wel allemaal goed plannen, bv. als ik zaterdag een langere activiteit met een vriendin plan, moet ik ervoor zorgen dat ik zondag niet bij werk, zodat ik mijn huishouden op zondag kan afwerken als het vrijdag of zaterdag niet is gelukt. Ik poets elke week standaard alles. Ik hou er niet van om dit over te slaan, omdat een rustig, proper huis mij ook wel rust geeft. Een keertje overslaan brengt onrust. Ik laat soms een activiteit links liggen om toch ook mijn huishouden te kunnen doen. Ik zal nooit een vol weekend plannen, waardoor ik geen tijd meer heb voor mijn huishouden. 

      Wanneer gaat het moeilijk? Wanneer kan ik er moeilijk mee omgaan? 
      Als er dingen zijn die ‘afwijken’ van de standaard, bv. kerstboom opzetten, kerstboom afbreken,… Dan verlies ik soms het overzicht en overschat ik de tijd dat ik ermee bezig ben. De rust komt terug in mijn hoofd door na te denken over de vorige keer dat ik dat deed, en dat het eigenlijk best meeviel qua tijd. Het is ook moeilijker als er dat weekend nog veel andere dingen gepland stonden. Dat heb ik intussen wel goed geleerd, en dat komt nu niet meer voor. 

      Wat zou ik kunnen doen zodat het minder moeilijk gaat? 
      Ik schrijf meestal alle deeltaken op, zodat ik ze ook kan schrappen: stofzuigen, badkamer poetsen, hok van de dieren proper maken, cake bakken,… Het schrappen geeft rust in mijn hoofd en het lijstje geeft mij ook een overzicht van wat ik allemaal te doen heb. 

      Wat zouden anderen kunnen doen zodat het minder moeilijk gaat? 
      Mijn mama komt mij altijd helpen als er grotere poetswerken moeten gebeuren, bv. ramen poetsen, de keukenkasten proper maken,…. We plannen dat meestal in als ik eens verlof heb. Dat er nog bijnemen bij de andere taken, is dan voor mij wat teveel. Het werkt beter voor mij om er apart een moment voor te voorzien.

      Wat zijn de eerste stappen die ik al kan zetten? 
      Bij mij is het vooral: het houden aan die vaste structuur, en de deeltaken opschrijven. Dat biedt een goede houvast en dan besef ik altijd: ‘dat valt best wel mee!’

     


     

Opname psychiatrische afdeling

    • Dit onderwerp wil ik bespreken:
      Medicatie opstarten of wijzigen
      Wat ik hierover wil vertellen:
      Ik heb al enkele keren een opname gehad tijdens een crisisperiode. Meestal ga ik dan via de spoedafdeling naar de PAAZ-afdeling van het ziekenhuis. Een van de eerste zaken die ze daar doen is mijn medicatie afbouwen en nieuwe opstarten. Dat is voor mij telkens zeer stresserend. Mijn psychiater heeft al een hele zoektocht afgelegd naar de juiste medicatie, hij weet ook dat ik niet goed reageer of niet reageer op sommige medicatie.
      Ik kan op die momenten niet goed uitleggen dat ze beter niets veranderen want ze doen het toch, ik kan niet rustig blijven en dan geloven ze me precies niet. Alsof ik zelf zou beslissen wat ik neem.
      Wanneer gaat het goed? Wanneer kan ik er goed mee omgaan?
      Het gaat eigenlijk nooit goed. Ik moet telkens opnieuw vragen niets te wijzigen aan mijn medicatie zonder overleg met de psychiater.
      Wanneer gaat het moeilijker? Wanneer kan ik er moeilijk mee omgaan?
      Het helpt ook niet dat mijn psychiater niet goed bereikbaar is. Als ze hem uiteindelijk dan toch bellen, krijgen ze hem meestal niet zelf aan de lijn.
      Wat kan ik doen zodat het beter of makkelijker gaat?
      Ik heb nu samen met mijn begeleidster een medicatieschema opgesteld. Mijn psychiater heeft dat ondertekend en er nog wat opmerkingen bijgeschreven over medicatie die ik beter niet neem of waarop ik niet reageer.
      Wie kan mij hiermee helpen?
      Zowel mijn begeleidster als mijn psychiater denken er mee aan het schema aan te passen indien nodig.
      Mijn huisarts is ook goed op de hoogte en mag ook gebeld worden bij een opname.
      Wat kunnen anderen doen zodat het beter of makkelijker gaat?
      Het zou veel minder stresserend voor me zijn wanneer ze in de PAAZ niets veranderen aan mijn medicatie, of toch niet zonder overleg met mijn artsen. Ik zou graag geloofd worden.

    • Dit onderwerp wil ik bespreken: 
      Eigen regie: wie mag op mijn kamer komen
      Wat ik hierover wil vertellen:
      Ik heb vaak een opname gehad om rustperiodes in te bouwen. Zowel op PAAZ-afdelingen als behandelafdelingen. Het is voor mij belangrijk dat ik kan rusten maar met de aanwezigheid van anderen in de buurt. Dat geeft me een veiliger gevoel. Daarom laat ik overdag altijd de deur van mijn kamer open. Ik moet mensen kunnen zien of horen om niet de voeling met de buitenwereld te verliezen. Met een gesloten deur, of thuis wanneer ik helemaal alleen ben, voel ik een te grote eenzaamheid.
      Door die open deur komen er vaak medepatiënten binnen om te praten, bezoek van andere patiënten komt langs gelopen en vraagt hoe het gaat, patiënten blijven in de deur staan om te praten, … dat kan soms wel een uur duren. Ze zien een uitnodiging in mijn open deur terwijl ik net met rust wil gelaten worden.
      Ik kan eigen grenzen niet aangeven, ik weet niet hoe ik moet zeggen dat ik alleen wil zijn zonder dat ik de reactie krijg dat ik dan maar mijn deur moet sluiten. Elke opname opnieuw bots ik hierop.
      Ook ’s nachts word ik vaak gestoord door de verpleging die komt controleren, soms zelfs met zaklamp. Ik laat nu ook ’s nachts mijn deur open zodat ik niet telkens wakker schrik. Ik zou liever hebben dat de verpleging overdag om het uur even komt vragen hoe het gaat dan dat ze ’s nachts komen.
      Wanneer gaat het goed? Wanneer kan ik er goed mee omgaan?
      ’s Nachts gaat het beter wanneer ik op voorhand weet wat ik kan verwachten. Gaat de verpleging binnen komen, komen ze met zaklamp, komen ze één keer of elk uur? Wanneer ik er op voorhand uitleg over krijg, begrijp ik het beter en weet ik wat er komen gaat.
      Overdag is veel moeilijker. Ik weet niet hoe ik duidelijk moet maken dat ik alleen wil zijn ook al staat mijn deur open. Soms lukt het wel, bijvoorbeeld wanneer Thuis gaat beginnen op tv, dan heb ik iets concreet om te zeggen.
      Wanneer gaat het moeilijker? Wanneer kan ik er moeilijk mee omgaan?
      Het gaat moeilijk wanneer ik geen reden of excuus heb. Ik vind het moeilijk om tegen anderen te zeggen ‘ga nu maar weg’. Niemand heeft me ooit geleerd hoe ik daarmee om moet gaan. Wie kan mij dat leren
      Wat kan ik doen zodat het beter of makkelijker gaat?
      Door deze vragen in te vullen, bedenk ik me dat ik vooral concrete oplossingen nodig heb. Ik denk dat het me kan helpen bij het begin van een opname duidelijk te maken hoeveel energie het me kost wanneer er anderen op mijn kamer zijn. Maar evenzeer wil ik duidelijk maken dat mijn deur dicht doen geen oplossing is. Meer praten over hoe het voor mij is, dat is iets wat ik zeker kan proberen.
      Wie kan mij hiermee helpen?
      Mijn begeleiding kan me helpen een aantal zaken neer te schrijven zodat ik ze kan afgeven, dan hoef ik niet telkens mijn hele uitleg te doen.
      De verpleging op de afdeling kan helpen door te luisteren naar wat belangrijk is voor mij. Eventueel ook door bv een signaal af te spreken, zoals een ‘Do not disturb-kaartje’ aan mijn deur, net zoals in een hotel. Verpleging kan dat dan uitleggen aan de rest van de groep.
      Wat kunnen anderen doen zodat het beter of makkelijker gaat?
      Verpleging kan overdag wat meer overzicht over de afdeling houden. Mochten zij af en toe komen kijken of alles nog goed gaat met mij en of er niemand in mijn kamer komt, zou me dat veel meer rust geven. Het is voor mij veel moeilijker om zelf naar de verpleegpost te gaan en een probleem aan te kaarten dan te antwoorden op de vraag of alles nog goed gaat.
      Wat me zeker ook zou helpen, en ik begrijp niet goed dat dat niet standaard gebeurt, is bij het einde van de opname een afrondingsgesprek te hebben waarin me gevraagd wordt wat goed ging en wat beter zou kunnen. Bespreek dat met mij, zo kan ik aangeven waar ik op bots en gebeurt dat hopelijk een volgende keer niet meer.

    • Dit onderwerp wil ik bespreken:
      Voldoende informatie en duidelijkheid over de opname en begrip voor autisme
      Wat ik hierover wil vertellen:
      Over de opname:
      Voor mij was de opname in een groot gat van onbekendheid springen. Je weet eigenlijk echt niet wat er gaat gebeuren en je moet je ook wel voor een heel stuk overgeven aan anderen. Ik had wel het gevoel van hoop dat ik nu in goede handen was. Ik denk wel dat het enorm belangrijk is dat vertrouwenspersonen zoals beste vrienden, auticoach, familie en vrienden toegang krijgen en mee betrokken worden.
      Het moeilijke is dat je al je afspraken moet afzeggen en dit voor onbepaalde tijd. Dat creëert een enorme onvoorspelbaarheid en onrust. Vooral de onduidelijkheid in tijd. Ik ben ook tijdens de opname in de PAAZ erg boos geworden toen ik niet naar mijn psycholoog mocht gaan en toen ik ook mijn wekelijkse halfuurtje pianoles niet meer mocht volgen. Ik denk dat het erg belangrijk is dat men niet plots rustgevende activiteiten en vertrouwenspersonen weg neemt om een eigen systeem op te dringen.
      Het meest moeilijke is de onzekere toekomst: Wanneer ga ik genezen, komt het goed, welke doorverwijzingen zijn mogelijk, kan het verlengd worden, is er een duidelijk traject om weer terug te keren naar de maatschappij zoals je werk, hobby’s, is er nog een nabehandeling, stopt het ineens, wordt alles nog normaal…. Uiteraard kan men dat ook niet op voorhand zeggen.

      Over begrip voor autisme:
      Het is erg om te zeggen, maar ik heb vooral het gevoel dat de “verlichting omtrent autisme” in de psychiatrie nog moet komen. In een tijd waarbij de technologie een enorme boost maakt en de “Sky the limit” lijkt, leek ik wel terug gekatapulteerd in de 19de eeuw. Ik kon het niet vatten: het was frustrerend en het maakte me kwaad. Men heeft me echt gezegd dat men aan het zoeken is naar een doorverwijzing, maar dat heel weinig psychiatrische afdelingen mensen met autisme willen. Dit hakte er dus echt bij mij in en gaf me een gevoel van totale uitzichtloosheid. Er moet mijn inziens nog echt een “verlichting ivm autisme” komen en liefst snel.
      Nadat ik werd doorverwezen, werd ik in de nieuwe opname geplaatst bij een begeleidster die “kennis” had van autisme. Ze had net een andere cliënt met autisme gehad en die begeleiding liep goed. Bij mij liep het helemaal fout. Ze was betuttelend en ik had het gevoel dat ze me de les spelde. Ik denk dat ze me over dezelfde kam wou scheren, dan de eerste begeleiding.
      Wanneer gaat het goed? Wanneer kan ik er beter mee omgaan?
      Ik had door mijn autisme recht op een éénpersoonskamer zonder toeslag. Dat lijkt me enorm belangrijk. Mensen met autisme hebben veel nood om zich terug te kunnen terug trekken of om te ontprikkelen. Dat ik een digitale piano in mijn kamer mocht zetten en een laptop mocht meenemen, was een redding voor mij. Zo had ik toch nog ergens een houvast.
      In de PAAZ werd ik echt gehoord en begrepen. Daar ben ik zeer blij voor en ik denk dat ik vooral in de PAAZ een enorme vooruitgang heb geboekt. Via medicatie en gesprekken hebben ze daar stabiliteit in mijn hoofd kunnen brengen. Tijdens de nabehandeling (in een psychiatrisch centrum) voelde ik me helemaal niet begrepen. Hier mocht ik wel meer naar buiten en ik ben toen ook naar de teambuilding van mijn werk mogen gaan. Mijn collega’s hadden zo veel begrip voor mij in tegenstelling tot de begeleiding in het psychiatrisch centrum dat ik toen heb beslist dat ik zo snel mogelijk weer aan het werk wou. Een maand later was ik weer aan het werk en dat was volgens mij een enorm goede beslissing.
      Wanneer gaat het moeilijk? Wanneer kan ik er moeilijker mee omgaan?
      Wanneer ik het gevoel krijg dat ik er alleen voor sta en alles maar alleen moet uitzoeken. Vooral tijdens de nabehandeling was er heel weinig betrokkenheid met mijn netwerk. In de brochure vertelt men mooi over een traject om terug te keren naar de maatschappij. Dan verwacht ik toch dat ze actief familieleden, het werk, vrienden betrekken? Ik had echt het gevoel dat ik alles zelf moest doen. Zelfs op het aanbod van mijn baas dat ze hem altijd mochten contacteren, gingen ze niet in. Dat vind ik onbegrijpelijk.
      Wat kan ik doen zodat het beter of makkelijker gaat?
      Voldoende contact blijven houden met mensen uit mijn netwerk die me wel begrijpen, zoals collega’s of mijn moeder is heel belangrijk voor mij. Zeker wanneer ik het gevoel heb er alleen voor te staan in een afdeling waar niemand me begrijpt.
      Wat kunnen anderen doen zodat het beter of makkelijker gaat?
      Ik denk dat rustgevende communicatie zeer belangrijk is en dat het belangrijk is om perspectieven aan te bieden. Ik had ook geruststelling nodig zoals weten dat het in orde komt. Ik heb ook meer aandacht en tijd nodig (meer gesprekken). Dat lijkt me zeer belangrijk dat mensen met autisme toch meer zorg krijgen.
      Veel uitleg geven is ook enorm belangrijk voor mij. Op een bepaald moment werd er iemand in de isoleercel gezet die zich naast mijn kamer bevond. Het geschreeuw van die persoon ging de hele nacht door merg en been en ik kon niet vatten dat een persoon dagen werd vastgebonden. Het had iets uit de 17de eeuw, iets luguber. Jaren later staat die nacht en die ervaringen nog in mijn geheugen gegrift. Ik was die nacht en de volgende dag ook helemaal in paniek. Mijn inziens moet men dan echt wel de tijd nemen om iemand met autisme gerust te stellen. Zelfs jaren later vind ik deze ervaring lastig om dragen.
      Ik denk ook dat het heel belangrijk is dat mensen met autisme duidelijkheid krijgen ivm de overgang naar huis, want ik viel weer in veel onduidelijkheid. Ook eigen inbreng en inspraak lijkt me heel belangrijk.

Communicatie en sociale regels

Gesprekken die goed lukken

    • Gesprekken lukken goed als ik in een rustige ruimte ben. Ik kan dit aan omdat ik me dan volledig kan concentreren op het gesprek. Je kan me helpen door belangrijke gesprekken in te plannen en te zorgen voor een stille omgeving.
    • Ik kan goed deelnemen aan groepsgesprekken wanneer niet iedereen door elkaar praat. Geef duidelijk aan wanneer er van me verwacht wordt dat ik iets zeg. Op die manier kan ik mijn inbreng in het gesprek hebben.
    • In een vertrouwde omgeving moet ik de omgeving niet eerst ‘scannen’. Zo kan ik me meteen concentreren op het gesprek.
    • Als we met een groep of met familie afspreken, zorg ik ervoor dat ik als eerste (of toch heel vroeg) ben, zo komen de anderen geleidelijk binnen en komen ze naar mij om goeiedag te zeggen. Zo behoud ik ook makkelijker het overzicht.

Gesprekken die moeilijk zijn

    • Met deze communicatie heb ik het meestal moeilijk: hulp vragen
      Wat ik doe: ik blijf zelf proberen, ik voel me heel ongemakkelijk wanneer ik iemand moet aanspreken of vragen om meer uitleg
      Dit kan me helpen: Vraag me af en toe of alles nog lukt. Antwoorden op een vraag is voor mij veel makkelijker dan zelf een moment kiezen om een vraag te stellen.

    • ‘Koffiepauze-gesprekken’ met collega’s vind ik moeilijk. Ik zorg dat ik altijd enkele onderwerpen bedenk waarover ik kan beginnen.
    • Ik word snel afgeleid door handgebaren. Je kan me helpen door felle bewegingen te vermijden.
    • In een groepsgesprek heb ik niet even snel door dat een opdracht ook voor mij geldt, spreek me persoonlijk aan.
    • Ik vat dingen soms letterlijk op. Gebruik geen figuurlijke taal of leg uit wat je bedoelt.
    • Het is moeilijk inschatten wanneer ik iemand een hand of een zoen moet geven. Als je op bezoek gaat bij iemand is het de gewoonte een zoen te geven maar wat als ik zowel ‘s morgens als in de namiddag dezelfde mensen zie? Geef je dan twee keer een zoen?

Mijn netwerk

    • Ik heb enkele goede vrienden waarvan ik weet wat we aan mekaar hebben. Dat zijn waardevolle contacten. Toch zou ik graag wat meer contact hebben met mensen doorheen de week. Ik woon alleen en de avonden kunnen soms lang duren. Ik los dit op door een vast belschema. Op sommige dagen bel ik mijn ouders, andere dagen bel ik met mijn coach of met een vriend.
    • Ik help graag andere mensen. Mijn begeleider heeft ervoor gezorgd dat ik voor een aantal oudere mensen in de buurt boodschappen kan doen. Ik kom nu wekelijks bij drie buren die heel blij zijn met die hulp.
    • Ik zou graag wat meer hulp krijgen voor het organiseren van winkelen en koken. Ik vind het moeilijk hiervoor hulp te vragen omdat iedereen denkt dat ik alles georganiseerd krijg maar het kost me veel energie om dit alleen te doen.
    • Ik zou me graag aansluiten bij een badmintonclub maar ik vind het moeilijk om er alleen heen te gaan.
    • Ik ben heel actief op sociale media. Op facebook heb ik veel vrienden waarmee ik vaak chat. Andere mensen zeggen me dan dat dat geen echt sociaal contact is, maar voor mij is het dat wel. Het is zoveel makkelijker dan contacten in het ‘echte leven’.
    • Ik het is voor mij veel makkelijker een gesprek aan te gaan met mensen die dezelfde passie hebben. Met mensen waarvan ik niet weet wat hun interesse is, kan ik geen gesprek beginnen.

Relaties en seksualiteit

Wat goed gaat in vriendschappen

    • Ik maak zelf vaak afspraken met vrienden. Het is voor mij makkelijker om afspraken zelf in te plannen en voor te stellen wat we gaan doen.
    • Vrienden zeggen me vaak dat ik goed kan luisteren, ze vertrouwen snel dingen aan me toe. Ik denk dat dat komt omdat ze zeker weten dat ik niets vertel aan anderen. Ik kan goed geheimen bewaren.
    • Vrienden en familie weten dat ik niet zomaar elke dag kan afspreken, ik heb bepaalde dagen dat ik zeker geen afspraken met anderen maak omdat mijn planning anders vol loopt. Ik kan mijn grenzen goed aangeven.

Wat moeilijk gaat in vriendschappen

    • Dit loopt moeilijk in vriendschappen: onevenwichtige vriendschappen herkennen
      Wat ik doe: ik blijf investeren in mensen die ik ooit goed gekend heb, anderen zeggen dat ik mijn vrienden “claim”. Ik begrijp niet waarom sommige vriendschappen verwateren dus ik blijf erin investeren.
      Dit kan me helpen: Door te praten met anderen, zoals mijn moeder of mijn auticoach, herken ik beter wanneer de vriendschap maar van 1 kant komt. Ik blijf het moeilijk vinden maar dan kan ik het beter plaatsen.

    • Ik vind het lastig wanneer iemand me zegt dat we ‘nog eens moeten afspreken’. Dat blijft dan hangen als een to do. Ik maak liever meteen een concrete afspraak; wanneer en wat we gaan doen samen.
    • Wanneer ik een voorstel krijg om met vrienden wat te gaan doen, kan ik niet goed nee zeggen. Ook als het me niet goed uitkomt, of ik ben te moe, zal ik toch toezeggen. Hierdoor raakt mijn agenda soms overvol en krijg ik niet genoeg rust.
    • Als er een meningsverschil is met vrienden voelt dat voor mij alsof ze boos op me zijn. Ik zal snel toegeven aan hun mening om die spanning te vermijden.

Wat goed gaat in intieme relaties

    • Ik voel me goed en veilig bij iemand waar ik mezelf bij kan zijn en mijn ‘masker’ kan afzetten. Ik heb dat bij mijn vriend, hij ziet aan me wanneer ik moe ben en laat me dan ook meestal even met rust. Dat maakt dat ik me volledig op mijn gemak bij hem voel.
    • Ik geef graag zelf kussen en knuffels aan mijn vriendin. Ik krijg er ook graag wanneer we ‘s avonds samen nog even in de zetel zitten. Dat past bij ons avondritueel.
    • Het heeft even geduurd voor ik het gevoel van verliefdheid kon herkennen. De eerste keer wist ik niet goed wat er gebeurde, ik voelde me vooral raar en dacht dat ik ziek werd. Door te praten met een goede vriend kwam ik erachter dat ik verliefd was. Het heeft me toen goed geholpen om erover te praten, mijn vriend was al eerder verliefd geweest en kon me vertellen hoe dat fysiek voelt. Nu herken ik die signalen en kan ik ze ook benoemen.
    • Intiem zijn met mijn vriendin gaat goed wanneer we er duidelijk afspraken over maken. Ik heb echt nood aan zeven uren slapen. Ik kan maar genieten van vrijen als ik mijn wekker zet zodat ik zeker weet dat mijn slaap niet in het gedrang komt.

Wat moeilijk is in intieme relaties

    • Dit loopt moeilijk in intieme relaties en seksualiteit: onverwachte knuffels krijgen
      Wat ik doe: ik schrik erg en verstijf, ik word er zelfs boos van
      Dit kan me helpen: Kondig even aan wanneer je een knuffel wil geven, dan kan ik zeggen of ik het wil of niet.

    • Ik word niet graag aangeraakt wanneer ik met iets bezig ben. Dat leidt me af. Ik schrik er ook zo van als ik word aangeraakt terwijl ik me op iets anders aan het concentreren ben.
    • Wanneer ik mijn vriendin knuffel, zegt ze vaak dat ik dit te hard doe. Ik kan niet goed inschatten hoeveel druk ik mag zetten. Zij moet me daarop wijzen.
    • Het is moeilijk om de signalen van mijn lichaam te herkennen. Ik weet niet goed wanneer ik verliefd ben, of opgewonden. Ik moet al die gevoelens enkele keren ervaren hebben vooraleer ik ze weet te herkennen.

Talenten en interesses

    • Ik ben sterk in rekenen en alles wat met wiskunde te maken heeft.
      Ik gebruik dit talent wanneer:
        In mijn job krijg ik vaak de complexe dossiers waar veel uitgeteld moet worden. Dat maakt dat ik mijn job graag doe.
      Ik kan dit talent gebruiken als: Ik voldoende tijd krijg en mijn focus kan behouden; dus geen telefoons en gesprekken met collega's. 
    • Ik ben goed in pianospelen en kan goed uitleggen hoe iets werkt.
      Ik gebruik dit talent wanneer: Ik geef nu pianoles aan een jongen en dat geeft me veel voldoening.
      Ik kan dit talent gebruiken als: Ik kan mijn talent gebruiken als ik voldoende rust heb en niet overwerkt ben.
    • Ik doorzie snel structuren. Op mijn werk word ik vaak gevraagd om complexe informatie te vereenvoudigen en uit te leggen.
    • Interesse, namelijk: Ik ben heel geïnteresseerd in de werking van machines en lees graag gebruiksaanwijzingen.
      Ik gebruik mijn interesses wanneer: Wanneer er iemand van mijn vrienden of familie bijvoorbeeld een defecte wasmachine heeft, vragen ze me vaak of ik het kan maken.
      Mijn interesses komen goed tot uiting als: Ik kan goed presteren als er geen druk is en indien ik alleen kan werken. 
    • Interesse, namelijk: Reizen en uitstippelen van routes.
      Ik gebruik mijn interesses wanneer: Het wordt vaak aan mij overgelaten omdat iedereen weet dat ik er zo graag mee bezig ben.
      Mijn interesses komen goed tot uiting als: Ik doe dit graag zeer gedetailleerd, maar voor mij is het niet belangrijk dat ze ook alles strikt volgen volgens mijn plan. 
    • Ik leer ontzettend graag andere talen. Ik heb online heel wat buitenlandse vrienden zodat ik andere talen kan spreken.

Vrije tijd

Vrije tijd invullen

    • Mijn vrije tijd raakt snel vol gepland met to do’s. Ik plan bewust momenten in met dingen die ik graag doe omdat die er anders vaak niet van komen.
    • Ik vind het moeilijk om keuzes te maken. Wanneer vrienden vragen om iets samen te doen heb ik het gevoel dat ik op alles ‘ja’ moet zeggen. Hierdoor raakt mijn agenda snel overvol en heb ik geen tijd meer voor mezelf. Ik plan nu elke week vaste momenten in voor sociale afspraken.
    • Ik vind het moeilijk om te beslissen wat ik kan doen tijdens vrije momenten. Het helpt me om dit samen met iemand te overlopen, anders kom ik er vaak niet toe iets te doen.
    • Niets gepland hebben is pas echt vrije tijd voor mij. Ik hoef geen volle agenda te hebben. Alles wat gepland is, moet ook gebeuren en zie ik eerder als een af te werken taak.

Vrije tijd die goed loopt

    • Ik neem graag deel aan groepsactiviteiten wanneer ik op voorhand weet wie er gaat zijn. Dat geeft me een veilig gevoel.
    • Ik geniet van mijn wekelijkse basketbaltraining. Ik ken iedereen daar en ik weet dat we na de training samen nog iets gaan drinken. Doordat ik kan meerijden met de trainer moet ik niet alleen toekomen en dat geeft me veel rust.
    • In de tekenschool weten ze dat ik niet kom wanneer ik te moe ben. Het geeft me een goed gevoel dat ik dat niet moet uitleggen.

Vrije tijd die moeilijk loopt

    • Ik heb het moeilijk met vrije tijd als: ik niet weet wat ik ga doen
      Wat ik doe: ik kom tot niets wanneer ik niets op voorhand heb gepland
      Dit kan me helpen: ik maak een planning op voor al mijn vrije momenten, dat helpt me om mijn vrije tijd in te vullen met activiteiten die ik leuk of ontspannend vind. Als ik dat niet doe, blijf ik passief en erger ik me eraan dat ik niets doe.

    • Ik wacht af tot iemand anders initiatief neemt. Ik kom er zelf niet toe dingen samen te doen.
    • Wanneer ik niet weet wie er op een feestje gaat zijn, ga ik liever niet. Als er iemand met me gaat lukt het wel beter. Dan ben ik al zeker dat ik met iemand kan praten.

Wonen

Positieve woonervaringen

    • Ik ben blij dat ik nog thuis bij mijn ouders woon. Op zolder heb ik een eigen studio. Ik doe alles zelf maar op dagen dat het me niet lukt kan ik hulp vragen aan mijn moeder. Zij weet bijvoorbeeld dat ik op woensdag twee vergaderingen heb op mijn werk die me sterk vermoeien. Op die dag kookt ze voor mij zodat ik dat zelf niet meer hoef te doen.
    • Omdat ik graag bezig ben met ordenen en klasseren loopt mijn administratie heel goed. Ik heb een goed systeem voor betalingen en klassement. Ik ben graag op de hoogte van mijn financiën waardoor ik alles goed volg of informatie vraag wanneer ik iets niet begrijp.
    • Ik woon in een rustige buurt maar heb toch contact met enkele buren. Af en toe spreken we af om samen te gaan winkelen of een koffie te gaan drinken. Dat maakt dat ik me echt thuis voel in de straat.

Wat wonen moeilijk kan maken

    • Ik woon al even alleen en ook al lukt het best goed, toch zou ik liever samenwonen met enkele mensen. De dagen en avonden duren lang omdat ik met niemand kan praten. Moest ik weten dat er iemand zou rondlopen in huis, zou met dat een veilig gevoel geven. Ik denk eraan om in een gemeenschapshuis te gaan wonen.
    • Mijn rijwoning ligt in een rustige buurt maar laat veel geluid binnen van de buren. Ik heb een kamer op zolder extra geïsoleerd om niet altijd al die prikkels binnen te krijgen.
    • Het organiseren van alle huishoudelijke taken vraagt veel energie. Ik weet niet goed wat ik best wanneer doe en ben vaak te moe om nog te winkelen of te koken.
    • Zelf vind ik het moeilijk te weten wanneer ik me moet wassen, schone kleren aandoen of bijvoorbeeld naar de kapper gaan. Als andere mensen me hier niet attent op maken, gaat het aan me voorbij. Mijn begeleider heeft hiervoor nu een schema opgesteld.
    • Mijn administratie is een grote chaos, ik vergeet vaak rekeningen te betalen omdat ik brieven kwijt ben of nergens kan vinden.

Zelfstandigheid en ondersteuning

Zelfstandige activiteiten

    • Omdat ik graag bezig ben met ordenen en klasseren loopt mijn administratie heel goed. Ik heb een goed systeem voor betalingen en klassement. Ik ben graag op de hoogte van mijn financiën waardoor ik alles goed volg of informatie vraag wanneer ik iets niet begrijp.
    • Toen ik net alleen ging wonen heeft mijn begeleider enkele keren samen met mij gepoetst en stap voor stap genoteerd wat ik moet doen. Hierdoor kan ik het nu volledig zelfstandig. Door te kunnen zien hoe hij het deed, had ik er meteen een goed beeld van. Dat werkt beter voor mij dan instructies op papier.
    • Ik kan zelf vijf gerechten koken. Door die elke week af te wisselen heb ik een gevarieerd menu. In het weekend ga ik bij ouders of vrienden eten. Ik zou graag wat meer gerechten kunnen koken zodat ik nog meer kan afwisselen. Ik heb ook al uitgezocht of ik maaltijden kan laten bezorgen voor dagen waarop ik weinig energie over heb om te koken.

Activiteiten samen met iemand

    • Belangrijke gesprekken met anderen, bijvoorbeeld mijn baas of de dokter, bereid ik graag samen met iemand voor. Dan kan iemand anders mee nadenken over wat er belangrijk is en wat ik zeker niet mag vergeten te zeggen. Het geeft me een veiliger gevoel omdat ik het gesprek dan al voorbereid heb.
    • Nieuwe trajecten met de trein of de bus oefen ik eerst in met mijn broer. Zeker wanneer het over langere afstanden gaat. Nochtans stippel ik het hele traject zelf uit maar wanneer hij met me meereist die eerste keer kan ik de verandering beter aan. Omdat hij het traject dan ook kent, weet ik dat ik hem kan bellen bij problemen wanneer ik alleen op pad ben.
    • Samen winkelen met mijn begeleidster geeft me veel minder spanning dan wanneer ik het alleen moet doen. Keuzes maken is moeilijk voor mij en ik stop veel tijd in bijvoorbeeld het kiezen van welke kaas ik zal kopen. Zij kan me daarin wat sturen door de juiste vragen te stellen of de keuzes te beperken. Ik win zoveel tijd door samen met haar te gaan.
    • Ik loop verloren in het poetsen van mijn studio. Ik verlies me telkens opnieuw in kleine taakjes waar ik niet mee kan stoppen, ik blijf bijvoorbeeld telkens dezelfde kast afstoffen omdat het nooit goed genoeg is. Sinds ik familiehulp heb ingeschakeld loopt het beter omdat de begeleidster van familiehulp me zegt wanneer ik mag stoppen en aan iets anders kan beginnen.

Activiteiten die iemand overneemt

    • Post en administratie opvolgen geeft me heel veel spanning. Ik vind alles even dringend en ik blokkeer wanneer ik post moet beantwoorden of betalingen moet doen. Ik durfde mijn brieven niet meer openen omdat het me teveel stress gaf. Nu komt mijn vader elke week om de post te bekijken en betalingen te doen.
    • Telefoneren kost me veel energie. Ik maak afspraken online of via mail. Wanneer er toch echt gebeld moet worden laat ik dit over aan mijn partner.
    • Ik rijd niet meer met de wagen. De prikkels die op me afkomen zijn overweldigend waardoor ik met angst achter het stuur zat. Ik doe zoveel mogelijk te voet of schakel vrienden in wanneer ik ergens met de wagen moet geraken.

Werk en dagbesteding

Positieve werkervaringen

    • Ik heb de afspraak met mijn teamleader om elke week een half uur samen te zitten. We overlopen mijn werk en waar ik kan bijsturen. Dat geeft me rust.
    • Ik werk op een landschapsbureau maar er is een apart lokaal dat ik kan gebruiken wanneer ik daar nood aan heb. Ik zit niet graag de hele tijd apart want ik geniet ook van de sociale drukte rond me heen maar op sommige momenten kan ik de drukte minder goed aan en dan is het een grote hulp dat ik een vluchtweg heb.
    • Ik ga met de auto naar het werk. Dat kost me minder energie dan het openbaar vervoer.
    • Ik fiets naar het werk omdat ik me dan kan ontspannen.
    • Ik kan zelf mijn werk plannen. Op dagen dat ik meer energie heb, voer ik moeilijkere taken uit.

Wat werk of dagbesteding moeilijk kan maken

    • Ik heb moeite om met collega’s over koetjes en kalfjes te praten. Ik bereid enkele onderwerpen voor om tijdens dode momenten over te beginnen. Dit zijn vaak onderwerpen waarover iedereen wel wat zeggen heeft, bijvoorbeeld kinderen. Ik stel dan een vraag over hoe het met die ene collega haar kinderen gaat en iedereen mengt zich al snel in het gesprek waardoor ik me net kan terug trekken.
    • Ik word sterk afgeleid wanneer mijn werk onderbroken wordt door bv telefoons of gesprekken van collega’s. Ik werk nu een dag thuis om dat te compenseren.
    • De rit naar het werk kost me veel energie. Ik kan het eerste uur niet praten met collega’s.
    • Ik heb het moeilijk wanneer afspraken niet doorgaan, vergaderingen verzet worden.

Studeren, opleiding of vorming volgen

    • Dit onderwerp wil ik bespreken:
      Contact met medestudenten: communicatie
      Wat wil ik hierover vertellen:
      Het is voor mij altijd moeilijk geweest om informele contacten te leggen met mijn medestudenten. Ik vind het moeilijk om zomaar een gesprek aan te gaan. Ik sta liever wat aan de zijlijn en liefst heb ik nog dat niemand me aanspreekt. Ik heb de pauzes nodig om tot rust te komen en alle indrukken van de les te verwerken. Gesprekken kunnen er op dat moment niet meer bij.
      Ik merk wel dat contacten met internationale studenten veel vlotter loopt. De communicatiedrempel valt daar weg voor mij, omdat zij er ook één hebben. De meeste van mijn contacten zijn met buitenlandse studenten. Zowel op de campus als op kot.
      Wanneer gaat het goed? Wanneer kan ik er goed mee omgaan?
      Bij opdrachten waarbij duidelijk is wat van me verwacht wordt, lukken de contacten meestal goed. Ik weet dan waarover ik het moet hebben, dat maakt het makkelijker.
      Zodra ik iemand beter ken lopen de gesprekken wel vlotter maar ik voel me vaak ongemakkelijk. Het gaat beter wanneer iemand mij aanspreekt, zelf iemand aanspreken zal ik nooit doen.
      Wanneer gaat het moeilijker? Wanneer kan ik er moeilijker mee omgaan?
      De informele gesprekken tijdens de pauzes zijn voor mij een ramp. Ik ga liever weg, even naar buiten om die gesprekken te vermijden. Zelf heb ik daar geen last van maar ik weet dat de andere studenten het wel een beetje vreemd vinden dat ik meteen wegloop als de les gedaan is.
      Wanneer er groepen moeten gevormd worden voor groepswerken of opdrachten ervaar ik altijd veel spanning. Ik kan zelf geen aansluiting vinden bij een groep. Tot iemand mij aanspreekt heb ik dan ook meestal geen groep.
      Wat zou ik kunnen doen zodat het beter of makkelijker gaat?
      Ik heb één medestudent verteld over mijn diagnose. Zij weet nu waarom die dingen zo moeilijk zijn voor mij. Ze zorgt er mee voor dat ik makkelijker aansluiting vind door bv in de gaten te houden welk groepje nog iemand nodig heeft.
      Ik kan nog meer studenten vertellen over mijn diagnose en uitleg geven over waarom sommigen zaken niet evident zijn. Ik denk erover na.
      Wat zouden anderen kunnen doen zodat het beter of makkelijker gaat?
      Mij aanspreken. Het is makkelijker voor mij om te antwoorden op vragen dan zelf een gesprek te starten. Het zou rustiger voor me zijn wanneer iedereen weet waarom ik liever geen contact heb tijdens pauzes, ik zou me minder opgejaagd voelen.
      Welke stappen kan ik zelf zetten?
      Anderen informeren over mijn diagnose, vertellen wat ik nodig heb en wat voor mij belangrijk is.
      Een vast aanspreekpersoon zoeken.
      Punten van ondersteuning of aanpassingen:
      Een vast aanspreekpersoon zoeken
      Een rustige plek zoeken voor tijdens de pauzes
      Uitleggen wat autisme is (zelf of met hulp van ondersteuner)
      Anderen vragen me te betrekken bij groepsopdrachten